Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 21 november 2018
ECLI:NL:GHAMS:2018:4318
de ondernemingsraad van de Gemeente Maastricht/Gemeente Maastricht
Feiten
De ondernemingsraad van de gemeente Maastricht (hierna: ‘de ondernemingsraad’) heeft de Ondernemingskamer verzocht, voor zo veel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de Gemeente bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot het besluit van 21 augustus 2018 met betrekking tot de ontvlechting van het taakveld Informatiediensten (ID) en de daarmee samenhangende personele gevolgen ten behoeve van de overgang naar het Shared Service Center Zuid-Limburg (SSC-ZL); en de ontvlechting van het taakveld Personeels- en salarisadministratie (PSA) en de daarmee samenhangende personele gevolgen ten behoeve van de overgang naar het SSC-ZL. De ondernemingsraad heeft tevens verzocht de Gemeente te gebieden voornoemd besluit in te trekken en de gevolgen daarvan ongedaan te maken. De ondernemingsraad heeft bij wijze van voorlopige voorziening verzocht, zo verstaat de Ondernemingskamer, de Gemeente te verbieden verdere handelingen te verrichten of te doen verrichten ter uitvoering van het besluit, in het bijzonder het starten van de plaatsingsprocedure en het overdragen van het betrokken personeel naar het SSC-ZL.
Oordeel
Het verweer van de Gemeente dat de ondernemingsraad slechts kon adviseren over de voorgenomen besluiten tot ontvlechting en dat dat adviesrecht zich niet uitstrekt over de gevolgen die de voorgenomen besluiten naar verwachting zullen hebben voor de in de onderneming werkzame personen en de naar aanleiding daarvan voorgenomen maatregelen, wordt door de Ondernemingskamer verworpen, reeds gelet op de inhoud van de beide adviesaanvragen. De ondernemingsraad is verzocht – en zo heeft de ondernemingsraad dat ook opgevat – advies uit te brengen over de personele gevolgen van de ontvlechting inclusief de te treffen maatregelen, als onderdeel van de voorgenomen besluiten tot ontvlechting, en voor die personele gevolgen is verwezen naar de bijlagen bij die adviesaanvragen, welke zien op het Afsprakenkader en de Overgangsregeling, en naar het nog overeen te komen Sociaal Plan. De advisering met betrekking tot de personele gevolgen van de ontvlechting van de betreffende taakvelden, strekt zich derhalve uit over het Sociaal Plan, het Afsprakenkader en de Overgangsregeling. De Ondernemingskamer is voorts van oordeel dat het adviesrecht van de ondernemingsraad zich over het Sociaal Plan, het Afsprakenkader en de Overgangsregeling uitstrekt, ongeacht de vraag of die tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de vakorganisaties. Het verweer van de Gemeente dat de ondernemingsraad niet in de gelegenheid behoeft te worden gesteld advies uit te brengen nadat met de vakorganisaties een onderhandelaarsakkoord is bereikt over een regeling van de personele gevolgen, vindt naar het oordeel van de Ondernemingskamer geen steun in de wet, nu anders dan bij het instemmingsrecht van de ondernemingsraad (art. 27 lid 3 WOR) een bepaling ontbreekt die het adviesrecht van de ondernemingsraad doet vervallen als met de vakorganisaties afspraken zijn gemaakt. In dit geval heeft de Gemeente op 20 maart 2018 naar aanleiding van een conflict met de vakorganisaties het Sociaal Plan eenzijdig vastgesteld. Het SSC-ZL heeft op 16 maart 2018 het Afsprakenkader en de Overgangsregeling vastgesteld. Dit laatste is, zoals de ondernemingsraad onweersproken heeft gesteld, mede bewerkstelligd door de Gemeente. Op 26 maart 2018 zijn het Afsprakenkader en de Overgangsregeling officieel gepubliceerd. Het Sociaal Plan is op 30 april 2018 gepubliceerd. In die vaststellingen en publicaties is geen voorbehoud gemaakt voor de nog uit te brengen adviezen van de ondernemingsraad. Daarmee stonden de facto (de maatregelen terzake van) de personele gevolgen, zoals die waren voorzien in de voorgenomen besluiten, vast. De Gemeente heeft miskend dat het adviesrecht van de ondernemingsraad meebrengt dat voorafgaand aan de eenzijdige vaststelling en publicaties de ondernemingsraad in de gelegenheid had moeten worden gesteld advies uit te brengen. Door de handelwijze van de Gemeente heeft de ondernemingsraad geen wezenlijke invloed kunnen uitoefenen op de besluitvorming. De slotsom luidt dat de Gemeente bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit van 21 augustus 2018. Het verzoek dit aldus te bepalen, zal worden toegewezen. De gevraagde voorzieningen zullen eveneens worden toegewezen. Ook de gevraagde voorlopige voorziening zal worden toegewezen nu de ondernemingsraad zijn belang daarbij en het spoedeisend karakter van de gevraagde voorziening voldoende heeft toegelicht.