Naar boven ↑

Rechtspraak

FNV c.s./VDL Bus Heerenveen B.V
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 11 december 2018
ECLI:NL:GHARL:2018:10744

FNV c.s./VDL Bus Heerenveen B.V

Uitleg bepaling uit cao voor het Metaalbewerkingsbedrijf. VDL Bus is niet gehouden tot verrekening vakbondscontributie nu dit geen verplichting, maar slechts een aanbeveling betreft. Er is geen vrije ruimte meer beschikbaar binnen de Werkkostenregeling.

Feiten

In het bedrijf van VDL Bus is de cao voor het Metaalbewerkingsbedrijf van kracht. VDL Bus is gebonden aan die cao. De cao is van toepassing verklaard in de arbeidsovereenkomsten met werknemers en is voorts algemeen verbindend verklaard met ingang van 29 januari 2016. VDL Bus heeft in het jaar 2014 de vakbondscontributie verrekend. Vakbondsleden, werkzaam bij VDL Bus, hebben in het najaar van 2015 een verzoek ingediend om de vakbondscontributie te verrekenen. VDL Bus heeft op 1 december 2015 laten weten de contributie niet meer te verrekenen, aangezien deze per 1 januari 2015 onder de WKR (Werkkostenregeling) valt en er geen vrije ruimte meer beschikbaar is binnen de WKR. De verwachting is dat dit ook geldt voor 2016. In reactie hier op heeft FNV VDL Bus aangeschreven bij brief van 4 december 2015 en VDL daarin gesommeerd om de verrekening alsnog toe te passen. Met een brief van 24 februari 2016 heeft de directeur van VDL Groep B.V. aan FNV laten weten dat VDL ervoor heeft gekozen de Werkkostenregeling per 1 januari 2015 op concernniveau toe te passen, dat nog met de fiscus wordt onderhandeld over de vraag of bepaalde uitgaven onder die regeling vallen maar dat de verwachting is dat er onvoldoende vrije ruimte zal zijn om daarin de vakbondscontributie onder te brengen. De bonden hebben zich tot de kantonrechter gewend. De kantonrechter heeft overwogen dat artikel 39 van de toepasselijke cao aldus dient te worden uitgelegd dat op de werkgever, in dit geval VDL Bus, ten aanzien van het jaar 2015 geen verplichting rust de vakbondscontributie te verrekenen met het brutoloon. De bonden gaan in hoger beroep. 

Oordeel

De vanaf 1 maart 2015 geldende cao schrijft niet meer voor dat de werkgever verplicht is om de vakbondscontributie op verzoek op het brutoloon in december in mindering te brengen, maar als de werkgever niet voor deze vergoeding kiest, geldt als verplicht alternatief de doorbetaalde scholingsdag. Voor het kalenderjaar 2015 is een bijzondere regeling gemaakt. De bonden lezen deze bijzondere regeling als een inperking van de keuzemogelijkheid voor de werkgever in 2015: weliswaar mag hij kiezen tussen de fiscale verrekening en doorbetaling van een scholingsdag, maar de cao-partijen hebben een sterke voorkeur voor de eerste optie en de werkgever mag van de aanbeveling om voor verrekening te kiezen alleen afwijken bij zwaarwegende redenen. Volgens VDL Bus is haar keuze in 2015 beperkt tot de vraag of zij de aanbeveling (en niet: de verplichting) opvolgt om de vakbondscontributie in mindering te brengen op het brutoloon en geldt, wanneer zij dat niet doet, in 2015 nog niet het alternatief van de scholingsdag. Dit heeft volgens haar te maken met het feit dat de cao pas eind 2015 tot stand is gekomen en met het feit dat 2015 een overgangsjaar is waarin de Werkkostenregeling ging gelden. Het hof leidt, met de kantonrechter, uit de bewoordingen in de passage die begint met 'In afwijking van bovenstaande' af, dat de gehele tekst van het daaraan voorafgaande artikel 39 van de cao niet van toepassing is in 2015. Voor 2015 geldt slechts de aanbeveling om de contributie desverzocht in mindering te brengen op het brutoloon in december 2015 en, bij het niet opvolgen daarvan, niet het verplichte alternatief van de doorbetaalde studiedag. Volgens de bonden leidt de door VDL Bus voorgestane (en door het hof gevolgde) uitleg tot het onaannemelijke rechtsgevolg dat vakbondsleden over 2015 geen voordeel hebben: geen financieel voordeel omdat de contributie niet uit het brutoloon wordt vergoed en geen doorbetaalde scholingsdag. Dat rechtsgevolg is echter niet onaannemelijk in het licht van de gewijzigde fiscale regelgeving en het tijdstip waarop de cao tot stand is gekomen. De slotsom is dat de grieven niet leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis.