Naar boven ↑

Rechtspraak

HooVos Brandbeveiliging B.V./ Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid c.s.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 26 november 2018
ECLI:NL:RBAMS:2018:8399

HooVos Brandbeveiliging B.V./ Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid c.s.

Onderneming valt niet onder de werkingssfeer Bedrijfstakpensioenfonds Bouw & Infra. Brandpreventie is uitgezonderd in het verplichtstellingsbesluit. De eis dat die uitzondering alleen geldt als er een andere cao van toepassing is, valt niet in de tekst te lezen.

Feiten

HooVos drijft een onderneming, gespecialiseerd in brandbeveiliging en brandpreventie in de breedste zin van het woord. De Belastingdienst heeft HooVos onder de sector klein-metaal geplaatst. De zusteronderneming van HooVos, Projecten BV, is opgericht op 1 mei 2014 en is actief op het gebied van bouwkundige brandpreventie. Bpf Bouw is pensioenuitvoerder van het bedrijfstakpensioenfonds voor de bouwnijverheid. Deelname aan de twee fondsen SOOB en SABI is verplicht voor werkgevers in de bouwnijverheid, op grond van de CAO Bouwnijverheid (verder: de CAO) en de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen (verder: CAO BTER). Het TBB heeft van de fondsen opdracht gekregen bij HooVos een werkingssfeeronderzoek te verrichten. Dit heeft zij uitbesteed aan APG. Volgens APG werd in 2012 48,51% van de omzet in de Bouwnijverheid behaald, in 2013 77,94% en in 2014 75,57%. HooVos vordert een verklaring voor recht dat zij niet valt onder de werkingssfeer van de CAO Bouwnijverheid, de CAO BTER en het Verplichtstellingsbesluit van Bpf Bouw, en te bepalen dat de fondsen de inning van de (pensioen)premies dienen de staken, voor zover reeds aangevangen. De fondsen vorderen in reconventie het tegenovergestelde en betaling van de volgens de fondsen verschuldigde bedragen.

Oordeel

Beoordeeld dient te worden of de activiteiten van HooVos voor meer dan 50% bestaan uit het uitvoeren van bouwwerken c.q. bouwactiviteiten. Ter adstructie wijzen de fondsen naar het werkingssfeeronderzoek van APG/TTB. Daarbij stellen de fondsen zich op het standpunt dat de uitzondering alleen geldt als een werkgever bij een andere cao of een ander pensioenfonds is aangesloten. Die laatste stelling van de fondsen wordt door de kantonrechter niet gevolgd. Bij de uitleg van de bepalingen van een cao zijn immers de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao en een eventuele schriftelijke toelichting daarop, in beginsel van doorslaggevende betekenis. En in de bepalingen of in een bijbehorende toelichting valt de zijdens de fondsen voorgestane lezing niet te vinden. Het rapport van het werkingssfeeronderzoek van APG is voorts onvoldoende om de aansluiting van HooVos op te baseren. Enerzijds niet omdat APG niet onafhankelijk is omdat zij zorgt voor de premie-inning en uitvoering van de regelingen, en anderzijds niet omdat het onderzoek op basis van de omzet steekproefsgewijs heeft plaatsgevonden. Dit is echter een onjuiste maatstaf. Het dient te gaan om de kern van de activiteiten van HooVos aan de hand van de door de werknemers bestede uren aan activiteiten die vallen onder de werkingssfeer; niet om toerekening van de behaalde omzet naar de loonsom. Daarbij mogen de activiteiten die tot aansluiting zouden kunnen leiden – die dus aangemerkt kunnen worden als ‘bouwactiviteiten’ – niet louter een uitvloeisel van de overige activiteiten van HooVos vormen. Uit de stukken en de toelichting van HooVos leidt de kantonrechter af dat de activiteiten van HooVos deels bestaan uit de groothandel in producten ten behoeve van brandbeveiliging, zoals onderhoud, reparatie, controle en verkoop van brandblusapparatuur, alsmede het aanbrengen van voorzieningen om brand te bestrijden en het verzorgen van cursussen. Partijen zijn het erover eens dat deze werkzaamheden niet vallen onder de regelingen. Daarnaast richt HooVos zich, al dan niet in opdracht van Projecten B.V., op werkzaamheden als het afdichten van brandwerende scheidingen en het aanbrengen van brandwerende voorzieningen aan plafonds en muren. De slotsom van dit alles is dat de vordering van HooVos in conventie kan worden toegewezen en die van de fondsen in reconventie afgewezen.