Naar boven ↑

Rechtspraak

Tema Process B.V./werknemer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 18 december 2018
ECLI:NL:GHARL:2018:11008

Tema Process B.V./werknemer

Concurrentiebeding in arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (oud recht). Verlenging voor kortere termijn dan oorspronkelijk arbeidsovereenkomst die niet schriftelijk is vastgelegd. Niet langer voldaan aan schriftelijkheidsvereiste voor geldig beding.

Feiten

Tema Process B.V. (hierna: ‘Tema’) exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met de ontwikkeling, fabricage, montage en het onderhoud van industriële drooginstallaties. Ventilex exploiteert een vergelijkbare onderneming als Tema. Werknemer is in 2012 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij Tema in de functie van Process/Proposal Engineer. De arbeidsovereenkomst is driemaal verlengd. Bij brief van 30 maart 2015 heeft Tema werknemer laten weten de arbeidsovereenkomst niet te verlengen c.q. om te zetten in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst is vervolgens geëindigd met ingang van 30 april 2015. Op 1 mei 2016 is werknemer in dienst getreden bij Industry International B.V., de moedermaatschappij van Ventilex B.V. (hierna: ‘Ventilex’). Werknemer verricht werkzaamheden voor Ventilex. Bij vonnis van 18 juli 2016 heeft de kantonrechter te Apeldoorn het concurrentiebeding geschorst, in die zin dat het werknemer is toegestaan in dienst van Industry International werkzaamheden te verrichten voor Ventilex. Tema heeft jegens werknemer in eerste aanleg gevorderd een verklaring voor recht dat werknemer het rechtsgeldig met Tema overeengekomen concurrentiebeding heeft overtreden. Tema heeft jegens Ventilex in eerste aanleg gevorderd een verklaring voor recht dat Ventilex jegens Tema onrechtmatig handelt door gebruik te maken van de wanprestatie van werknemer inzake zijn verplichtingen uit het concurrentiebeding. De kantonrechter heeft bij vonnis van 3 januari 2017 de vorderingen van Tema afgewezen. Tegen dit oordeel keert Tema zich in hoger beroep.

Oordeel

Niet ter discussie staat dat dit geschil beoordeeld moet worden aan de hand van artikel 7:653 BW zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid op – voor dit onderdeel – 1 januari 2015. De kernvraag in dit geding is of het concurrentiebeding dat aan het begin van de arbeidsrelatie schriftelijk is overeengekomen voortduurt totdat aan de arbeidsrelatie een eind is gekomen, dan wel dat voor elke opvolgende overeenkomst die werknemer met Tema heeft gesloten het concurrentiebeding weer opnieuw – schriftelijk – had moeten worden overeengekomen. Het eerste standpunt wordt door Tema verdedigd terwijl werknemer en Ventilex het tweede standpunt innemen. Het hof overweegt dat een concurrentiebeding geldt voor de arbeidsovereenkomst waarvoor deze is gesloten. Indien na een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd de oorspronkelijke overeenkomst stilzwijgend wordt voorgezet op dezelfde voorwaarden en voor dezelfde tijd, behoeft het concurrentiebeding voor die nieuwe overeenkomst niet opnieuw schriftelijk te worden overeengekomen, zoals volgt uit artikel 7:668 BW. Ook wanneer op de overeenkomst voor bepaalde tijd een overeenkomst voor onbepaalde tijd op dezelfde voorwaarden is gevolgd, is geen nieuwe schriftelijke vastlegging van het concurrentiebeding vereist. De door Tema en werknemer gesloten eerste overeenkomst voor bepaalde tijd bevat een concurrentiebeding en voldoet aan het schriftelijkheidsvereiste. Ook voor de eerste verlenging van deze arbeidsovereenkomst – die onder dezelfde voorwaarden en voor dezelfde tijd is aangegaan – geldt dat aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan. Deze overeenkomst liep tot en met 30 april 2014. De volgende verlenging die schriftelijk is aangeboden en stilzwijgend is aanvaard door werknemer, is slechts voor zes maanden aangegaan en daarmee niet voor dezelfde tijd als de vorige arbeidsovereenkomsten die immers voor een periode van twaalf maanden waren aangegaan. Deze verlenging bevat op dit punt dus een verslechtering voor werknemer. Van stilzwijgende voortzetting op de 'vroegere voorwaarden', zoals artikel 7:668 lid 4 BW bepaalt, is dus geen sprake. Deze tweede verlengde overeenkomst is bovendien niet schriftelijk aangegaan zodat bij deze overeenkomst ook geen sprake is van een schriftelijk overeengekomen concurrentiebeding. Ook de derde verlengde overeenkomst is niet schriftelijk aangegaan. Derhalve was het in de eerste verlengde arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding, zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen, uitgewerkt op 30 april 2016, twee jaar na ommekomst van die overeenkomst. De grieven treffen geen doel. De overige vier grieven, die betrekking op het dictum en de proceskostenveroordeling, delen dit lot.