Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 4 januari 2019
ECLI:NL:RBOBR:2019:88
werknemer/Can-Pack Netherlands B.V.
Feiten
Werknemer is op 1 maart 2018 bij Can-Pack Netherlands B.V. (hierna: Can-Pack) in dienst getreden in de functie van machine operator. Can-Pack heeft werknemer op 17 september 2018 geschorst vanwege intern onderzoek naar aanleiding van een incident op de werkvloer waar werknemer bij betrokken was. Op 19 september 2018 is werknemer op staande voet ontslagen vanwege zijn gedrag richting een collega en zijn gebrek aan medewerking tijdens het onderzoek. Werknemer vordert thans bij wijze van voorlopige voorziening onder meer betaling van een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
Oordeel
Ingevolge artikel 7:681 lid 1 BW kan de kantonrechter op verzoek van de werknemer aan hem ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen. Dit verzoek dient ingevolge artikel 7:686a lid 4 sub a onder 2 BW door de werknemer binnen twee maanden na het ontslag bij verzoekschrift bij de kantonrechter te worden ingediend. Deze termijn geldt ook voor een vordering tot schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging. Deze termijnen betreffen vervaltermijnen. Werknemer heeft naar zijn zeggen tot op heden geen verzoek op grond van artikel 7:681 lid 1 BW ingediend, terwijl de vervaltermijn van twee maanden op 19 november 2018 is geëindigd. Ter zitting heeft de kantonrechter gewezen op deze vervaltermijn en desgevraagd heeft (de gemachtigde van) werknemer toegelicht dat hij een dergelijk verzoek nog niet heeft ingediend, maar dat onderhavig kort geding tijdig – dat wil zeggen binnen de geldende vervaltermijn – door hem aanhangig is gemaakt. Voor zover werknemer daarmee bedoelt dat met het binnen de vervaltermijn aanhangig maken van dit kort geding een zogenoemde 'spoorwissel' ex artikel 69 Rv in de rede ligt, kan hij daarin niet worden gevolgd. De voorzieningenrechter kan kortgedingzaken – zo volgt uit artikel 256 Rv – namelijk niet naar de bodemrechter doorverwijzen. Nu geen verzoek is ingediend om ten laste van Can-Pack een billijke vergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te kennen, brengt dit mee dat geen grond aanwezig is voor het treffen van de voorzieningen zoals door werknemer in dit kort geding zijn gevorderd. Afwijzing van de vorderingen volgt.