Naar boven ↑

Rechtspraak

VDL Nedcar b.v./Federatie Nederlandse Vakbeweging, CNV Vakmensen.nl, De Unie, VHP2
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 9 januari 2019
ECLI:NL:RBLIM:2019:382

VDL Nedcar b.v./Federatie Nederlandse Vakbeweging, CNV Vakmensen.nl, De Unie, VHP2

Voldoende aannemelijk is geworden dat er een concreet en reëel risico is dat BMW door de collectieve acties zal beslissen haar productie bij VDL in de toekomst niet te continueren. Op dit moment is het maatschappelijk gezien noodzakelijk om het recht op collectieve acties te beperken.

Feiten

VDL Nedcar (hierna: VDL) produceert in opdracht van BMW de enkele modellen. VDL is een zogenoemde ‘Vehicle Contract Manufacturer’ (VCM): een autofabrikant die zelfstandig en voor eigen rekening en risico auto’s produceert in opdracht van een automerk. BMW is momenteel de enige klant van VDL. Naast VDL maakt BMW gebruik van één andere VCM. Voor het overige worden de modellen van BMW geproduceerd door fabrieken van BMW zelf. VDL valt onder de cao Metalektro, die liep van 1 mei 2015 tot en met 31 mei 2018. Sinds het voorjaar van 2018 zijn FME enerzijds en de vakbonden anderzijds in onderhandeling over een nieuwe cao. Die onderhandelingen verlopen moeizaam en hebben ten tijde van de mondelinge behandeling van dit kort geding nog niet tot een nieuwe cao geleid. Vanaf juni 2018 hebben de vakbonden stakingen uitgeroepen bij ondernemingen in de Metalektro. Medio november 2018 vernam de directie van VDL dat de vakbonden opnieuw stakingen aan het voorbereiden waren. Om die reden heeft VDL bij brief de vakbonden opgeroepen om niet opnieuw te gaan staken. Op 7 januari 2019 hebben de vakbonden opgeroepen tot een landelijke ‘nieuwjaarsstaking’ op 10 en 11 januari 2019. Ook VDL zal – evenals andere bedrijven die vallen onder de na 31 mei 2018 geëxpireerde cao Metalektro – door die geplande stakingen op 10 en 11 januari 2019 worden getroffen. VDL vordert in kort geding de vakbonden te gebieden de hun bij VDL werkzame leden op te roepen de voorgenomen collectieve acties geen doorgang te laten vinden.

Oordeel

Het geschil tussen partijen draait om de vraag of de door VDL gevorderde beperking van voormeld sociaal grondrecht naar de maatstaf van artikel G ESH gerechtvaardigd is. De voorzieningenrechter oordeelt aan de hand van alle aangevoerde omstandigheden of de beperkingen van het recht op collectieve actie maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Feit is dat VDL momenteel één klant heeft. Die positie maakt haar erg kwetsbaar en aan die omstandigheid hecht de voorzieningenrechter groot gewicht. Aan de omstandigheid dat op dit moment voldoende aannemelijk is dat er een concreet, reëel risico is dat de raad van bestuur van BMW binnen enkele maanden zal beslissen om na 2022 en 2023 niet meer verder te gaan met de productie van automodellen bij VDL, hecht de voorzieningenrechter óók groot gewicht bij zijn beslissing. Er bestaat een aanmerkelijke kans dat de werkgelegenheid in Limburg (en daarbuiten, nu daar ook werknemers van VDL Nedcar woonachtig zijn en toeleveranciers van VDL Nedcar gevestigd zijn) door het terugtrekken van BMW als klant bij VDL fors wordt getroffen. De gevolgen van een dergelijke beslissing van BMW raken daarmee wel degelijk en ingrijpend het maatschappelijk belang. Het concrete gevaar dat de werkgelegenheid in Limburg fors wordt getroffen, is ook een omstandigheid waaraan de voorzieningenrechter groot gewicht hecht bij zijn beslissing. Een omstandigheid waaraan de voorzieningenrechter enig gewicht toekent, is de reden waaróm VDL wordt bestaakt, namelijk dat de vakbonden beogen een doorbraak te forceren aan de onderhandelingstafel over een nieuwe cao. Dat is een wezenlijk andere situatie dan wanneer VDL bestaakt zou worden teneinde VDL te bewegen om een eigen ondernemings-cao met de vakbonden te sluiten. Het al dan niet sluiten van zo’n ondernemings-cao ligt veel meer in de eigen macht van VDL Nedcar dan in de onderhavige situatie. De voorzieningenrechter acht de omstandigheid dat er bedrijfseconomische schade door stakingen ontstaat inherent aan het feit dat er gestaakt wordt en acht het dan ook niet van belang bij het nemen van zijn beslissing. Dat er bij VDL bovenmatig gestaakt wordt, acht de kantonrechter ook niet van belang. De voorzieningenrecht acht voldoende aannemelijk geworden dat er een concreet en reëel risico is dat BMW door de collectieve acties zal beslissen haar productie bij VDL in de toekomst niet te continueren. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het op dit moment maatschappelijk gezien noodzakelijk is om het recht op collectieve acties te beperken.