Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster c.s.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 31 oktober 2018
ECLI:NL:RBMNE:2018:5700

werknemer/werkgeefster c.s.

Toedracht van arbeidsongeval met pallettruck is niet komen vast te staan. Dit komt in casu voor risico van werkgeefster. Werkgeefster heeft immers niet aan haar zorgplicht voldaan door werknemer zonder training/certificaat op een pallettruck te laten rijden.

Feiten

Werknemer heeft van 1 december 2015 tot en met 4 april 2016 als uitzendkracht gewerkt bij werkgeefster. In die periode heeft hij gewerkt op een pallettruck. Op 4 april 2016 is werknemer tijdens zijn werkzaamheden met de pallettruck in het magazijn van werkgeefster met zijn rechter voet bekneld geraakt tussen de pallettruck en een beveiligingsbeugel die bevestigd was aan een staande stalen H-balk in het magazijn. Als gevolg hiervan heeft werknemer orthopedisch letsel opgelopen aan zijn voet. De arbeidsinspectie heeft werkgeefster bij beschikking van 19 december 2016 een boete opgelegd. Werknemer verzoekt een verklaring voor recht dat werkgeefster aansprakelijk is voor de gevolgen van het arbeidsongeval en dat Zurich Insurance PLC (hierna: Zurich) als gevolg daarvan gehouden is de schade van werknemer te vergoeden.

Oordeel

Partijen schetsen een verschillende toedracht van het ongeval. Geen van de door de arbeidsinspectie gehoorde getuigen heeft het ongeval zien gebeuren en er is gesteld noch gebleken dat er behalve werknemer iemand anders is die het ongeval heeft zien gebeuren. Daarover kan dan ook niet meer zekerheid worden gekregen. Volgt de vraag voor wiens risico deze onzekerheid dient te komen. Daartoe overweegt de kantonrechter dat uit het rapport van de arbeidsinspectie blijkt dat volgens de regels voor vast en flexibel personeel van werkgeefster een intern transportmiddel alleen bediend mag worden door medewerkers die hiervoor zijn opgeleid door interne trainers of door externe trainers die door werkgeefster zijn ingehuurd. De betreffende medewerker moet ook in het bezit zijn van een voor het betreffende transportmiddel geldig certificaat en de instructie ten aanzien van het gebruik van interne transportmiddelen hebben getekend. Werknemer heeft deze training niet gehad. Zijn leidinggevende heeft daarover verklaard dat er een achterstand was in deze training, omdat er veel wisselingen en nieuwe werknemers waren. Werknemer beschikte weliswaar over een certificaat voor het gebruik van de pallettruck van zijn vorige werkgever Post NL, maar dit is naar het oordeel van de kantonrechter op zichzelf onvoldoende reden om aan hem niet de eis te stellen dat hij voor hij met de pallettruck ging werken de gebruikelijke training bij werkgeefster volgde. Werkgeefster had voor werknemer gelet op het eerder bij Post NL behaalde certificaat misschien een uitzondering op deze regel kunnen maken, als zij was nagegaan of werknemer over voldoende vaardigheid beschikte voor een veilig gebruik van de pallettruck. Uit niets is echter gebleken dat werkgeefster daar speciale aandacht aan heeft besteed. Dat werknemer de palettruck al enige tijd gebruikte, zoals werkgeefster stelt, zegt nog niet dat hij dit op een juiste en veilige wijze deed. Het ontbreken van een training en voorlichting over de risico’s is naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval wel van belang, omdat zowel de lezing van werknemer dat hij is geschrokken van de H-balk, als de lezing van werkgeefster dat hij een stuurfout heeft gemaakt terwijl er feitelijk voldoende manoeuvreerruimte was, het beeld geeft van een medewerker die niet voldoende vaardig is in het gebruik van de pallettruck en onhandig en schrikachtig reageert op een voor hem onverwachte situatie. De vraag of hij tijdens het rijden zijn voet wel of niet binnen de palettruck heeft gehad is een van de onzekerheden over de toedracht van het ongeval die gelet op de conclusie dat werkgeefster niet heeft voldaan aan haar zorgplicht, voor risico van werkgeefster komen. De door werknemer verzochte verklaring voor recht wordt toegewezen.