Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Aabo Trading Beverwijk B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 24 december 2018
ECLI:NL:RBAMS:2018:9265

werknemer/Aabo Trading Beverwijk B.V.

Werknemer is aansprakelijk voor schade wegens het opzettelijk verbergen van voorraadverschillen in 2014 en heeft daarmee ernstig verwijtbaar gehandeld. Vordering is niet verjaard, nu de dagvaarding minder dan vijf jaar later aan werknemer is betekend.

Feiten

Werknemer is in dienst bij Aabo. Op 8 oktober 2014 is een steeksproefgewijze controle uitgevoerd op de administratie van Aabo. Daarbij kwam een factuur van 7 oktober 2014 in beeld, waarbij bij de artikelcodes geen prijzen waren vermeld en de factuur onder de streep een totaalbedrag van € 0,00 liet zien. Facturen met een totaalbedrag van € 0,00 worden niet uitgeprint en verstuurd naar klanten, want er wordt immers niets in rekening gebracht. Op 7 oktober 2014 is werknemer gevraagd om deze factuur toe te lichten. Werknemer erkende de factuur te hebben opgemaakt. Aabo heeft daarom die avond besloten om hem op non-actief te stellen. Op 9 oktober 2014 heeft Aabo de administratie doorzocht op zogenoemde nul-facturen. Zij heeft toen in het jaar 2014 een aantal vergelijkbare facturen gevonden. Op 10 oktober 2014 heeft vervolgens een gesprek plaatsgevonden tussen Aabo en werknemer. Op 19 november 2014 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst getekend, waarbij de arbeidsovereenkomst op initiatief van werknemer is geëindigd. Aabo heeft aangifte van verduistering gedaan tegen werknemer bij de politie. Aabo zag af van verdere vervolging jegens werknemer omdat de feiten niet bewijsbaar zouden zijn. Aabo vordert voor recht te verklaren dat werknemer jegens Aabo aansprakelijk is voor alle door haar geleden en nog te lijden schade als gevolg van diens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de uit hoofde van de arbeidsovereenkomst op hem rustende verplichtingen c.q. op grond van onrechtmatige daad.

Oordeel

Volgens de kantonrechter is het meest verstrekkende verweer van werknemer het beroep op verjaring. Onbetwist is gebleven dat Aabo pas op 8 oktober 2014 bij de steekproef de nul-facturen heeft ontdekt. Dit is dan ook het moment waarop de verjaringstermijn is aangevangen ten aanzien van alle nul-facturen. Dat Aabo op een eerder moment deze nul-facturen had kunnen ontdekken, maakt het voorgaande niet anders. Conclusie is daarom dat de vordering met betrekking tot de in 2014 ontdekte nul-facturen niet is verjaard, nu de dagvaarding op 30 januari 2018 (te weten minder dan vijf jaar later) aan werknemer is betekend. Daarnaast voert werknemer aan dat niet is geklaagd over de nul-facturen binnen een redelijke termijn. Vast staat echter dat na de ontdekking op 8 oktober 2014 direct op 10 oktober 2014 een gesprek met hem heeft plaatsgevonden, waarin hij is aangesproken op het maken van nul-facturen. Onder die omstandigheden valt niet in te zien dat niet tijdig is geklaagd. Verder betwist werknemer dat Aabo schade heeft geleden en hij daarvoor aansprakelijk is en verwijst hij daarbij naar de bedrijfscultuur. Werknemer heeft onvoldoende aangevoerd om te concluderen dat het hem was toegestaan en/of dat het bedrijfscultuur was om goederen weg te geven. Dat dit wel zo was, strookt ook niet met de eigen verklaring van werknemer dat hij met de nul-facturen voorraadverschillen probeerde te maskeren. De schade wordt begroot op de inkoopbedragen van de op de nul-facturen genoemde producten. Ingevolge artikel 7:661 lid 1 BW is werknemer alleen aansprakelijk voor deze schade, indien vast komt te staan dat de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van werknemer. Nu werknemer zelf heeft verklaard dat hij opzettelijk de voorraadverschillen heeft willen verbergen, wordt geoordeeld dat werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Met betrekking tot de vorderingen ten aanzien van de handelingen van werknemer vóór 30 januari 2013 oordeelt de kantonrechter dat Aabo niet nader heeft toegelicht dat werknemer haar brieven heeft ontvangen en dat zij door overlegging van de brief van 27 mei 2016 onvoldoende heeft gesteld om te kunnen concluderen dat zij werknemer in 2014 aansprakelijk heeft gesteld en zij de verjaringstermijn daarna heeft gestuit. De gevorderde verklaring voor recht is te algemeen geformuleerd om voor toewijzing in aanmerking te komen, nu onder meer de concrete door Aabo gestelde tekortkoming(en) niet in de gevorderde verklaring zijn opgenomen.