Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 22 januari 2019
ECLI:NL:GHAMS:2019:142
Bavilor Bonamat B.V./werkneemster
Feiten
Werkneemster is op 4 september 2000 bij Bravilor in dienst getreden. Bravilor heeft op 3 februari 2017 toestemming gevraagd aan het UWV om de arbeidsovereenkomst van werkneemster op grond van bedrijfseconomische omstandigheden op te zeggen. Het UWV heeft dit verzoek geweigerd. Op 13 februari 2017 heeft Bravilor het UWV verzocht om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, wegens het vervallen van de functie van werkneemster. Dit verzoek is toegewezen. Met ingang van 1 juli 2018 heeft Bravilor de arbeidsovereenkomst opgezegd. Bravilor heeft bij de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Het verzoek is afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat werkneemster moet worden toegelaten tot haar werkzaamheden.
Oordeel
Bravilor komt op tegen het oordeel van de kantonrechter om werkneemster toe te laten tot het verrichten van overeengekomen werkzaamheden. Zij meent dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat Bravilor geen zwaarwegende omstandigheden had om werkneemster niet tot het werk toe te laten. De functie van werkneemster is immers komen te vervallen. Daarnaast heeft werkneemster geen belang, nu zij werd doorbetaald. Deze grief slaagt. Nu vast is komen te staan dat de functie van werkneemster is komen te vervallen, heeft Bravilor een zwaarwegend belang om werkneemster niet tot haar werkzaamheden toe te laten. Overigens volgt uit de beschikking van de kantonrechter reeds dat ook de kantonrechter van oordeel was dat werkneemster niet tot haar werkzaamheden behoefde te worden toegelaten indien vast kwam te staan dat de arbeidsplaats was komen te vervallen.