Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Glow/werknemer
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 23 januari 2019
ECLI:NL:RBOBR:2019:292

Stichting Glow/werknemer

De handelswijze van werknemer, die zonder toestemming van Stichting Glow een festival in Brescia organiseerde, levert een onrechtmatige daad op.

Feiten

Werknemer is in 2004 in dienst getreden bij (een rechtsvoorganger van) Eindhoven 247. Werknemer was betrokken bij de organisatie van het GLOW-festival. Vanaf 2011 is het GLOW-festival ondergebracht in een aparte stichting, Stichting GLOW. Werknemer is feitelijk werkzaam geweest voor Stichting Glow. Het beeld- en woordmerk van het GLOW-festival is geregistreerd bij het Benelux Merkenbureau en het European Union Intellectual Property Office. Door een discussie over privé-uitgaven met de zakelijke creditcard is de arbeidsovereenkomst van werknemer beëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst. Stichting Glow vordert nu schadevergoeding en meent dat werknemer zich onrechtmatig heeft gedragen jegens haar. Zij is (na beëindiging van de arbeidsovereenkomst) tot de ontdekking gekomen dat werknemer haar naam heeft gebruikt om een festival op Brescia te organiseren, terwijl werknemer naar Brescia was gestuurd om namens Stichting Glow een samenwerking aan te gaan. Zonder medeweten van Stichting Glow heeft hij in contracten vermeld dat de coördinatie van het festival werd uitgevoerd door Stichting Glow en heeft zelfs medewerkers in kledij van Stichting Glow op het festival laten werken. Werknemer heeft door middel van zijn eenmanszaak de feitelijke uitvoering van de gehele productie van het lichtfestival in Brescia verzorgd en de gehele omzet is aan hem ten goede gekomen. Stichting Glow meent daarnaast dat sprake is van schending van merkenrechten, nu werknemer meermaals het beeld- en woordmerk Glow heeft gebruikt.

Beoordeling

Volgens de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat werknemer voor het festival in Brescia vanuit zijn eenmanszaak werkzaamheden heeft verricht, die in het vaarwater van Stichting Glow zaten en daarmee (mogelijk) concurrerend zijn geweest, zonder dat hij Stichting Glow daarvan op de hoogte had gesteld. Ook had werknemer geen toestemming van Stichting Glow. De handelwijze van werknemer levert een onrechtmatige daad op jegens Stichting Glow. Werknemer had zijn privébelangen, mede gezien de positie die hij had binnen Stichting Glow, gescheiden moeten houden van het belang dat Stichting Glow diende. Het staat niet vast dat werknemer onrechtmatig heeft gehandeld vanwege schending van het merkenrecht van Stichting Glow. De omvang van de schade van Stichting Glow zal worden bepaald in een schadestaatprocedure.