Naar boven ↑

Rechtspraak

X/A
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 12 februari 2019
ECLI:NL:GHSHE:2019:491

X/A

Loonvordering afgewezen van eiser die in het kader van een sollicitatieprocedure in het kader van een meeloopdag letsel oploopt als gevolg van een ongeval. Er kan niet worden geoordeeld dat een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen.

Feiten

X heeft zich op 11 juni 2018 bij bedrijf A (hierna: ‘A’) gemeld in het kader van een ‘meeloopdag’. X is daarbij op de werkvloer bij A een ongeval overkomen, waarbij X een gecompliceerde enkel/beenbreuk heeft opgelopen. Bij brief van 9 augustus 2018 is A door X gesommeerd tot betaling van loon voor de op 11 juni 2018 verrichte werkzaamheden en tot doorbetaling van loon tijdens ziekte over de periode vanaf 12 juni 2018. Daarnaast is A in de brief op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval van 11 juni 2018. Bij e-mail van 27 augustus 2018 heeft de verzekeraar van A aansprakelijkheid erkend. X heeft in een kortgedingprocedure bij de kantonrechter onder meer gevorderd om aan X het achterstallige loon voor de door X op maandag 11 juni 2018 gewerkte uren te betalen en om aan X over de periode vanaf 12 juni 2018 een bedrag van € 1.500 netto per maand te betalen uit hoofde van loon tijdens ziekte, dan wel als vergoeding voor gederfde inkomsten/verloren arbeidsvermogen. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. Tegen dit oordeel keert X zich in hoger beroep.

Afwijzing loonvordering

Het hof zal uitgaan van de veronderstelling dat X een spoedeisend belang heeft bij deze vordering tot doorbetaling van loon tijdens ziekte. Binnen het bestek van dit kort geding zijn onvoldoende omstandigheden komen vast te staan die de conclusie rechtvaardigen dat tussen A en X (ook) voor de periode met ingang van dinsdag 12 juni 2018 een arbeidsovereenkomst is aangegaan. Er is wel sprake van enkele omstandigheden die er in enige mate op lijken te wijzen dat tussen A en X enige arbeidsovereenkomst tot stand gekomen is, waaronder de afspraak tussen X en de operationeel manager dat hij op 8 juni 2018 zou verschijnen en op die dag is gaan ‘meelopen’ en in dat kader in elk geval in enige mate aan het arbeidsproces heeft deelgenomen. Het ligt niet voor de hand dat X er zomaar mee in zou stemmen om als vrijwilliger een hele dag mee te werken, zonder daarvoor loon te ontvangen. Het is niet uitgesloten dat een arbeidsovereenkomst tot stand komt zonder dat expliciet een gedetailleerde afspraak over de arbeidsvoorwaarden is gemaakt. Tegen het voorshands aannemen dat (ook) voor de periode met ingang van dinsdag 12 juni 2018 een arbeidsovereenkomst is ontstaan, pleiten echter de omstandigheden dat A consequent heeft gesteld dat zij kandidaten voor een arbeidsplaats in haar bedrijf altijd eerst een dag laat meelopen, waarna zowel A als de betreffende kandidaat kan bezien of zij iets voor elkaar kunnen betekenen. Ter zitting heeft de operationeel manager verklaard dat hij op 8 juni 2018 met X heeft besproken dat hij eerst een dag zou meelopen en dat pas daarna zou worden besproken of een arbeidsovereenkomst zou worden aangegaan. Bij gelegenheid van het pleidooi heeft de operationeel manager in dezelfde zin verklaard. X heeft dit tijdens de zitting bij de kantonrechter niet weersproken. Verder zijn er tussen X en A geen afspraken gemaakt over de arbeidsvoorwaarden. Op grond van de stellingen van partijen staat vast dat X op 11 juni omstreeks zes uren heeft ('meegelopen' of) gewerkt. Als het hof zou uitgaan van de veronderstelling dat hieraan een arbeidsovereenkomst voor de bepaalde tijd van een dag ten grondslag heeft gelegen, hetgeen tussen partijen in geschil is, dan gaat het om loon over 6 tot 8 uren, hetgeen een zodanig gering bedrag bedraagt, dat niet geoordeeld kan worden dat X daarbij een spoedeisend belang heeft. Ten aanzien van de vordering tot betaling van € 1.500 per maand als schadevergoeding voor inkomensderving/verlies aan verdiencapaciteit kan aan het enkele feit dat de verzekeraar van A aansprakelijkheid heeft erkend, niet de gevolgtrekking worden verbonden dat X geen spoedeisend belang heeft. De vordering van X wordt afgewezen, omdat X inmiddels een uitkering op grond van de Ziektewet is toegekend van omstreeks € 800 netto per maand met ingang van het moment van het ongeval. Verder heeft de verzekeraar van A niet alleen op 9 oktober 2018 een voorschot van € 5.000 maar ook eind 2018 een aanvullend voorschot van € 7.500 aan X betaald. Voorshands moet worden aangenomen dat uit die voorschotten de geleden inkomensschade van € 5.600 en ook de inkomensderving voor een aantal toekomstige maanden voldaan kan worden. Bij deze stand van zaken ziet het hof geen aanleiding om A in dit kort geding te veroordelen om aan X maandelijkse betalingen te gaan doen. Het hof neemt daar ook bij in aanmerking dat X niet heeft gesteld dat sprake is van blijvende medische beperkingen. X heeft alleen gesteld dat nog geen eindtoestand is bereikt, en dat laat de mogelijkheid open dat X op enig moment weer in staat zal zijn inkomen uit arbeid te verdienen.