Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 21 februari 2019
ECLI:NL:RBLIM:2019:1634
werknemer/werkgever
Feiten
Werknemer is krachtens een arbeidsovereenkomst als medewerker cafetaria in dienst van werkgever. Werkgever verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een gewichtige reden, bestaande in een zodanige verandering in de omstandigheden, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve met ingang van 1 april 2019 dient te eindigen. Ter staving van zijn verzoek voert werkgever aan dat tussen partijen een onoverbrugbaar verschil van inzicht is ontstaan omtrent de wijze waarop uitvoering dient te worden gegeven aan de door werknemer te verrichten werkzaamheden, waardoor er thans onvoldoende basis is voor een verdere vruchtbare samenwerking. Werknemer heeft tegen toewijzing van dat verzoek verweer gevoerd, maar hij erkent niettemin de reden zoals deze door werkgever is gesteld.
Oordeel
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat – zonder dat gebleken is dat een van de partijen daarvan een verwijt te maken valt – er sprake is van een verandering in de omstandigheden, die tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient te leiden. Voorts is niet gebleken dat het ontbindingsverzoek verband houdt met enig bijzonder opzegverbod. De kantonrechter ontbindt de tussen werkgever en werknemer bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 april 2019 en bepaalt dat werkgever het loon tot datum einde arbeidsovereenkomst op reguliere wijze doorbetaalt, waarbij het nog niet betaalde loon over december 2018 en januari 2019 zo spoedig mogelijk zal worden betaald inclusief de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW. Verder is werknemer vanaf heden vrijgesteld van het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden en wordt hij geacht de hem toekomende vakantiedagen volledig te hebben opgenomen. Werkgever dient binnen een maand na datum einde arbeidsovereenkomst zorg te dragen voor een correcte eindafrekening en die aan werknemer te doen toekomen samen met een positief getuigschrift. De kantonrechter veroordeelt werkgever om aan werknemer € 5.000 bruto te betalen als beëindigingsvergoeding.