werknemer/KH Chemicals B.V.

Feiten

Werkneemster is op 1 juli 2011 in dienst getreden bij de vof, laatstelijk in de functie van medewerkster commerciële binnendienst. De arbeidsovereenkomst bevat onder meer een non-concurrentie- en een relatiebeding. De activa en passiva behorende tot de vof zijn op 29 mei 2015 ingebracht in KH, opgericht op 29 mei 2015. Per 29 mei 2015 is werkneemster bij KH aangesteld als sales manager. Op 26 juni 2018 heeft werkneemster in een gesprek bij KH het voornemen geuit om in dienst te treden bij Same Chemicals. Same Chemicals is eveneens een groothandel in chemische producten voor industriële toepassing. KH heeft te kennen gegeven dat zij indiensttreding bij Same Chemicals in strijd acht met het concurrentiebeding. Werkneemster zegt desondanks haar arbeidsovereenkomst op en het dienstverband is per 1 augustus 2018 ten einde gekomen. Per 1 september 2018 is werkneemster in dienst getreden bij een onderneming in de levensmiddelenindustrie in de omgeving van Rotterdam. In een concept voor een arbeidsovereenkomst tussen Same Chemicals en werkneemster is vermeld dat zij per 1 augustus 2018 bij Same Chemicals in dienst treedt. Werkneemster heeft in eerste aanleg in conventie afstand, althans schorsing van het concurrentie- en relatiebeding gevorderd. KH heeft in reconventie gevorderd werkneemster te verbieden werkzaamheden te verrichten voor Same Chemicals of enige aan haar gelieerde onderneming alsmede om in enigerlei vorm (tegen vergoeding, om niet) werkzaam te zijn bij een bedrijf gelijk of gelijksoortig aan KH. De kantonrechter heeft de voorzieningen geweigerd. Zowel werkneemster als KH komt tegen dit oordeel in beroep.

Oordeel

Dit geschil moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 7:653 leden 1 en 2 BW zoals die luidden voor de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid terwijl daarnaast de leden 4 en 5 van artikel 7:653 BW zoals deze luiden sedert 1 januari 2015 van toepassing zijn. Werkneemster stelt dat het concurrentiebeding is komen te vervallen, zij niet aan het beding kan worden gehouden, het beding niet van toepassing is en het concurrentie- en het relatiebeding buiten werking moeten worden gesteld. Zij legt hieraan ten grondslag dat de inbreng van de vof in KH niet kwalificeert als een overgang van onderneming en het concurrentiebeding daarom niet mee over is gegaan. Daarnaast stelt zij dat het beding gelet op de aangrijpende wijziging in haar functie aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. Naar het oordeel van het hof is sprake van een overgang van onderneming en zijn alle rechten en plichten dus overgegaan. Ter beoordeling staat de vraag of de functie gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst zo ingrijpend is gewijzigd dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. Werkneemster heeft nagelaten het 'aanmerkelijk zwaarder gaan drukken' uit te leggen in het licht van de ontwikkeling van haar functie van binnendienst naar buitendienst en evenmin in het licht van de groei in omvang van KH of de inbreng van de onderneming van de vof in KH. Het hof betrekt bij deze beoordeling dat werkneemster vanaf haar indiensttreding een carrière in het vooruitzicht is gesteld en dat is aangegeven dat zij kon doorgroeien. De slotsom is dat het concurrentiebeding niet is vervallen. Ook het standpunt van werkneemster dat de informatieplicht door KH is geschonden hetgeen jegens haar als onrechtmatig moet worden beoordeeld, wordt door het hof niet gevolgd. Het hof stelt voorop dat het onder omstandigheden onrechtmatig kan zijn als een werknemer niet in overeenkomst met artikel 7:665a BW is geïnformeerd. Daaruit volgt echter niet dat het concurrentiebeding reeds hierom als vervallen kan worden beschouwd. Uitgangspunt is dat Same Chemicals en KH gelijke, of ten minste gelijksoortige, bedrijven zijn. De vraag is dan ook of er aanleiding is om het beding te schorsen. Het hof acht dit niet het geval. KH heeft een gerechtvaardigd belang bij volledige handhaving van het concurrentie- en relatiebeding.