Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 8 november 2018
ECLI:NL:RBNHO:2018:11648
werknemer/De Poel Payroll Services B.V.
Feiten
Werknemer is per 9 mei 2016 met Paraplus, een zusterbedrijf van De Poel, een uitzendovereenkomst overeengekomen. Vanaf 1 juli 2016 werd werknemer tewerkgesteld bij TBK. Op 31 oktober 2016 heeft werknemer een uitzendovereenkomst getekend met De Poel. Per diezelfde datum is werknemer via De Poel tewerkgesteld bij TBK. Op 11 februari 2018 heeft werknemer een driepartijenovereenkomst gesloten met Werk & Ik of Paraplus of De Poel en Mployment. In de overeenkomst is bepaald dat de maandelijkse huur van werknemer € 350 bedraagt. Omstreeks 24 mei 2018 is De Poel benaderd door Mployment met de mededeling dat werknemer een huurachterstand had van vijf maanden. De Poel heeft op grond van de driepartijenovereenkomst een bedrag van € 746,50 netto ingehouden op het salaris van werknemer. Werknemer heeft een brief gestuurd aan Werk & Ik waarin hij kenbaar maakte niet bekend te zijn met een huurachterstand en gevraagd om een specificatie. In reactie op de specificaties heeft werknemer De Poel bericht dat hij niet meer wil werken als hij niet betaald krijgt. De Poel heeft werknemer bericht dat hij vijf maanden geen huur had betaald en heeft hem op staande voet ontslagen. Werknemer verzoekt een billijke vergoeding, omdat geen sprake is van een dringende reden en, omdat De Poel als opvolgend werkgever van Paraplus moet worden aangemerkt, fase drie van toepassing is. De Poel voert verweer en stelt dat werknemer zelf de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, dan wel dan hij zich in fase twee bevond zodat de ontslagregels niet hoefden te worden nagekomen.
Oordeel
De eerste vraag die van belang is, is of De Poel als opvolgend werkgever moet worden beschouwd. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is. Werknemer heeft vanaf 9 mei 2016 tot en met 14 juni 2018 werkzaamheden verricht als monteur bij TBK. Werknemer heeft dezelfde werkzaamheden verricht voor hetzelfde bedrijf, in dienst van verschillende juridische eenheden (Paraplus en De Poel) van dezelfde organisatie (Savannah). Uit een optelling van de termijnen blijkt dat werknemer in ieder geval 78 weken heeft gewerkt en fase drie dus van toepassing is. De vraag die dan rijst, is of De Poel er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat werknemer ontslag wilde nemen. Werknemer heeft aangegeven dat hij het oneens was met de inhoudingen en zich daarom gedwongen voelde te stoppen met werken. De Poel heeft de arbeidsovereenkomst daarop met onmiddellijke ingang opgezegd. De kantonrechter is van oordeel dat De Poel de appberichten van werknemer niet mocht opvatten als een ontslagname en verklaart voor recht dat het gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is verleend.
Vergoedingen
Indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW kan de kantonrechter een billijke vergoeding toekennen. Over de hoogte van de billijke vergoeding overweegt de kantonrechter dat werknemer was gehuisvest in een woning van Mployment en werknemer de woning op zeer korte termijn heeft moeten verlaten op aandringen van De Poel. Voorts heeft De Poel ten onrechte het vakantiegeld niet uitbetaald en verrekend met de gestelde huurachterstand bij Mployment, hetgeen heeft bijgedragen aan het ontstaan van een krappe financiële situatie van werknemer. Daartegenover staat dat werknemer pas twee maanden later zijn Schipholpas heeft ingeleverd. Een billijke vergoeding van € 4.000 wordt toegekend alsmede de wettelijke transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Eveneens wordt de vordering tot betaling van achterstallig loon toegewezen. De resterende huurachterstand en het ingehouden loon worden door de kantonrechter verrekend.