Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 9 januari 2019
ECLI:NL:RBROT:2019:48
werkneemster/Hogefa B.V.
Feiten
Werkneemster is op 1 januari 1992 in dienst getreden bij Hogefa. Op 26 januari 2018 heeft Hogefa het UWV toestemming verzocht om de arbeidsovereenkomst op te zeggen om bedrijfseconomische redenen. Daarnaast heeft Hogefa verzocht om een verklaring waaruit blijkt dat zij voldoet aan de Overbruggingsregeling. Het UWV heeft toestemming verleend en de verzochte verklaring afgegeven. Hogefa heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd, als gevolg waarvan deze met ingang van 1 juli 2018 is geëindigd. Daarnaast heeft zij, onder verwijzing naar de afgegeven verklaring, de transitievergoeding berekend over de periode 1 mei 2013 tot en met 30 juni 2018, en deze aan werkneemster uitgekeerd. Werkneemster stelt een procedure in en vordert onder meer een verklaring voor recht dat de Overbruggingsregeling ten onrechte is toegepast. Daarnaast vordert zij om Hogefa – kort gezegd – te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding op grond van de ouderenregeling dan wel tot betaling van de transitievergoeding zoals berekend in het verzoekschrift. Werkneemster legt daaraan ten grondslag dat bij de beoordeling of is voldaan aan de Overbruggingsregeling moet worden gekeken of ‘de groep’ waartoe de werkgever behoort minder dan 25 werknemers in dienst had. Volgens werkneemster heeft het UWV ten onrechte er geen rekening mee gehouden dat Hogefa behoort tot de groep van vennootschappen, waarbij J. Hersbach Beheer B.V. aan het hoofd staat. Als de medewerkers van de groep mee worden gerekend, zijn er 40 werknemers in totaal, waardoor er geen beroep kan worden gedaan op de Overbruggingsregeling. Daarnaast is volgens werkneemster niet voldaan aan de financiële criteria, omdat er sprake is van een organisatorisch verband en economische verbondenheid met de andere ondernemingen. Hogefa voert verweer.
Oordeel
Overwogen wordt dat Hogefa betwist heeft dat aan de criteria van artikel 2:24b BW is voldaan, maar enkel met blote stellingen/betwistingen en zonder die op enigerlei wijze te onderbouwen, terwijl dat hier naar het oordeel van de kantonrechter toch bepaald op haar weg had gelegen. De kantonrechter is van oordeel dat hier sprake is van zwaarwegende aanwijzingen dat Hogefa deel uitmaakt van een groep van vennootschappen, waarvan J. Hersbach Beheer B.V. aan het hoofd staat, die door Hogefa niet althans onvoldoende zijn ontzenuwd. Bij deze conclusie is niet voldaan aan de gestelde eis van minder dan 25 werknemers vanwege de nu mee te rekenen bij de eveneens onderdeel van de groep uitmakende vennootschap Technische Handelsonderneming J. Hersbach B.V. werkzame werknemers. Reeds hierom komt Hogefa derhalve geen beroep toe op de Overbruggingsregeling transitievergoeding. De door werkneemster verzochte verklaring voor recht is toewijsbaar. Gezien het vastgestelde aantal werknemers van de groep waarvan Hogefa deel uitmaakt, komt haar daarnaast geen beroep toe op de uitzondering op de ouderenregeling. Aan werkneemster wordt de transitievergoeding toegekend, waarbij Hogefa in de gelegenheid wordt gesteld deze in termijnen te betalen. De door werkneemster ingestelde loonvordering met betrekking tot 2 procent gratificatie wordt toegewezen. De loonvordering met betrekking tot het werkgeversdeel pensioenpremie wordt afgewezen.