Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 25 maart 2019
ECLI:NL:RBNHO:2019:2610
werknemer/Accounting Experts B.V.
Feiten
Werkneemster is op 1 augustus 2018 in dienst getreden bij Accounting Experts (hierna: Accounting) in de functie van Assistent Accountant, met een salaris van € 1.345 bruto per maand. In artikel 6.3 van de arbeidsovereenkomst is een eenzijdig wijzigingsbeding opgenomen. Uit de loonstroken van werkneemster volgt dat zij in de maanden augustus tot en met oktober 2018 fulltime heeft gewerkt. Op 1 november 2018 heeft Accounting werkneemster medegedeeld dat zij de arbeidsovereenkomst wenst te beëindigen. Accounting heeft haar verzocht om een verklaring te ondertekenen, waarin staat dat partijen de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per 31 oktober 2018 beëindigen. Werkneemster heeft deze verklaring niet ondertekend. Werkneemster is nadien niet meer opgeroepen voor het verrichten van werkzaamheden. Bij brief van 6 november 2018 heeft werkneemster aanspraak gemaakt op doorbetaling van haar loon met een beroep op artikel 7:610b BW. Bij brief van 24 december 2018 heeft Accounting – naar aanleiding van een gesprek met werkneemster – schriftelijk bevestigd dat de omvang van het aantal arbeidsuren zal worden teruggebracht naar vier uren per week met ingang van 1 januari 2019. Bij e-mail van 7 januari 2019 heeft de gemachtigde van werkneemster Accounting nogmaals gesommeerd om het achterstallige salaris behorend bij een dienstverband van 40 uur per week aan werkneemster te voldoen. In de maanden december 2018 tot en met januari 2019 heeft Accounting een bedrag van totaal € 2.893,90 aan achterstallig salaris voldaan aan werkneemster. Werkneemster vordert in kort geding betaling van het salaris van € 1.320,65 netto per maand over de periode van 1 november 2018 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd.
Oordeel
Werkneemster is werkzaam op basis van een nulurencontract. In beginsel betekent dit dat werkneemster geen recht heeft om opgeroepen te worden, tenzij een structuur in de oproepen is ontstaan en/of de feitelijke omvang van de arbeid zich structureel op een hoger niveau bevindt. Daarvan is in het voorliggende geval sprake. Onweersproken is immers dat werkneemster in de maanden augustus, oktober en november 2018 40 uur per week heeft gewerkt. Nu Accounting niet gemotiveerd heeft betwist dat de referteperiode of het urenaantal waar werkneemster van uit is gegaan onjuist zijn, is werkneemster op basis van artikel 7:610b BW terecht uitgegaan van het gemiddelde loon over de maanden augustus tot en met oktober 2018, zodat de kantonrechter de vordering tot doorbetaling van € 1.320,65 netto per maand in beginsel zal toewijzen. Accounting heeft werkneemster met ingang van 1 januari 2019 nog maar 4 uur per week opgeroepen en verwezen naar het eenzijdig wijzigingsbeding in de arbeidsovereenkomst. Beoordeeld moet worden of te verwachten valt dat een bodemrechter zal oordelen dat Accounting voldoende zwaarwegende belangen had bij de wijziging van de arbeidsomvang. Accounting heeft aangevoerd dat de zwaarwegende belangen zijn gelegen in het feit dat werkneemster haar werkzaamheden niet goed uitvoert, namelijk niet op hbo-niveau. In de toekomst verwacht Accounting ook geen verbetering in het functioneren. Werkneemster heeft voorts te kennen gegeven dat zij ook geen hbo-opleiding gaat volgen. Daarnaast heeft Accounting een nieuw administratief systeem ingevoerd, waardoor het werk dat werkneemster voorheen – gedurende haar stage – deed niet meer voldoende voorhanden is. Dit is goedkoper voor Accounting, omdat het (eenvoudige) administratieve werkzaamheden betreft. De functie van werkneemster bedraagt 50 procent van de totale fte’s binnen het kantoor en weegt daarom zwaar voor Accounting. Accounting heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van zwaarwegende belangen die tot eenzijdige wijziging van de arbeidsomvang nopen. Dat Accounting werkneemster niet langer wenst in te zetten op haar 'oude' werkzaamheden omdat zij die werkzaamheden goedkoper kan laten verrichten door stagiaires, kwalificeert niet als zwaarwegend belang, omdat Accounting niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij financieel in zwaar weer verkeert. Het beroep van Accounting op eenzijdige wijziging van de omvang van de arbeidsovereenkomst faalt daarom en de loonvordering zal worden toegewezen.