Naar boven ↑

Rechtspraak

Federatie Nederlandse Vakbeweging/APM Terminals Rotterdam B.V.
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 2 april 2019
ECLI:NL:GHDHA:2019:681

Federatie Nederlandse Vakbeweging/APM Terminals Rotterdam B.V.

Aanvulling op individuele arbeidsovereenkomsten van georganiseerde werknemers containerterminal is in strijd met de ondernemings-cao en daarmee nietig. De cao heeft een standaard- en uitputtend karakter. Beroep werkgever op artikel 6:248 lid 2 BW gaat niet op.

Feiten

APM Terminals Rotterdam B.V. (hierna: APMTR) houdt zich bezig met de ontwikkeling en exploitatie van een containerterminal. APM Terminals Maasvlakte II B.V. (hierna: APMT MVII) is een zusteronderneming die een containerterminal exploiteert op Maasvlakte-2. APMTR heeft voor haar werknemers een ondernemings-cao gesloten met de vakbonden (hierna: de CAO), met een looptijd van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017. In februari 2015 is het Sociaal Overleg Containersector (hierna: het sectoraal overleg) gestart met als deelnemers de werkgevers in de sector, waaronder APMTR en APMT MVII, de vakbonden en het Havenbedrijf Rotterdam. Het doel van het sectoraal overleg was om te komen tot gezamenlijke afspraken met betrekking tot de werkgelegenheid in de sector. Begin november 2015 is het sectoraal overleg vastgelopen. Op 6 januari 2016 heeft APMTR een 'Akkoord Werkgelegenheid APMT Rotterdam BV' (hierna: het Akkoord) gesloten met de OR met betrekking tot (1) een verlenging van (a) de werkgelegenheidsgarantie en (b) de schadeloosstelling bij boventalligheid, (2) uitbreiding van de bestaande Senioren Fit-regeling en (3) een vergoeding indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet wordt verlengd. Naar aanleiding van het Akkoord is op 7 januari 2016 door APMTR een aanvulling op de individuele arbeidsovereenkomst (hierna: de Aanvulling) opgesteld. Deze aanvulling bevat de in het Akkoord gemaakte afspraken. APMTR heeft de Aanvulling aan al haar werknemers verstuurd met het verzoek daarmee in te stemmen. In eerste aanleg hebben FNV en CNV een verklaring voor recht gevorderd dat de aanvulling op de individuele arbeidsovereenkomst in strijd is met de CAO en daarom nietig is. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. FNV komt tegen dit oordeel in hoger beroep.

Oordeel

Standaardkarakter cao

Naar het oordeel van het hof heeft de CAO een standaard- en uitputtend karakter, waarbij eenzijdige afwijkingen slechts dan zijn toegestaan voor zover de CAO zelf in deze mogelijkheid voorziet. In artikel 2 van de CAO is onder meer bepaald dat de loon- en arbeidsvoorwaarden zijn vastgesteld 'gelijk omschreven' in de CAO en de bijlagen. In artikel 9 van de CAO is dan nog bepaald dat in 'bijzondere gevallen' van de CAO kan worden afgeweken 'indien hierover tussen partijen overeenstemming is bereikt'. Dit alles wijst op een afgebakend en uitputtend pakket aan arbeidsvoorwaarden, waarvan in beginsel niet eenzijdig mag worden afgeweken.

Akkoord in strijd met de CAO?

Na de vaststelling dat sprake is van een standaard-cao dient beoordeeld te worden of, en zo ja in hoeverre, het Akkoord in strijd is met de CAO. Allereerst verwerpt het hof de stelling dat het zou gaan om onderwerpen die geen 'arbeidsvoorwaarden, bij arbeidsovereenkomsten in acht te nemen' zijn in de zin van artikel 1 lid 1 WCAO. Deze onderwerpen hebben een voldoende band met de 'eigenlijke arbeidsvoorwaarden' (vgl. HR 30 januari 1987, ECLI:NL:HR:1987:AG5525, r.o. 3.2) dat zij voldoen aan de definitie van voornoemd artikel. Het hof oordeelt dat de werkgelegenheidsgarantie van het Akkoord in strijd is met de regeling daarvan in de CAO en daarmee nietig is ten aanzien van georganiseerde werknemers. De Senioren Fit-regeling van het Akkoord is een uitbreiding van de regeling in de CAO en dus daarmee in strijd. Een met de individuele georganiseerde werknemer overeengekomen uitbreiding daarvan is nietig. De vergoeding bij het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is niet in de CAO geregeld, terwijl de tekst van de CAO niet voorziet in de eenzijdige vaststelling van deze regeling. De met de individuele georganiseerde werknemer overeengekomen regeling daarvan is dus eveneens nietig.

Artikel 6:248 lid 2 BW

Naar het oordeel van het hof gaat het beroep van APMTR op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid niet op. Met 'de tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel' die buiten toepassing moet worden gelaten doelt APMTR kennelijk op de gevolgen van (het standaard- en uitputtend karakter van) de CAO. Voor zover APMTR betoogt te stellen dat er bij haar een zo specifiek en acuut groot probleem was dat niet kon worden gewacht totdat er op sectoraal niveau afspraken waren gemaakt en dat dit zichtbaar was voor de vakbonden, is dat niet onderbouwd.

Conclusie

De gevorderde verklaring voor recht wordt toegewezen, met de beperking dat deze slechts ziet op de (bij vakbond) georganiseerde werknemers.