Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 28 maart 2019
ECLI:NL:RBNHO:2019:3130
werkneemster/The Farm Westzaan B.V.
Feiten
Werkneemster is op 6 april 2018 in dienst getreden bij The Farm Westzaan B.V. (hierna: TFW). De laatste functie die werkneemster vervulde, is die van (sushi)kok. Op 2 december 2018 is werkneemster door TFW op staande voet ontslagen. In een brief van dezelfde datum heeft TFW aan werkneemster daarover het volgende meegedeeld: 'Hierbij deel ik u mee dat u vandaag op staande voet bent ontslagen, omdat u vandaag zondag 2-12-18 de heer X heeft geslagen en een mes naar hem heeft gegooid. Ik verbied u tevens ingang van ons restaurant en bedrijfsterrein te betreden.' Bij brief van 17 december 2018 heeft werkneemster zich op het standpunt gesteld dat het ontslag op staande voet onterecht is gegeven. Werkneemster heeft onder meer een verzoek gedaan om voor recht te verklaren dat TFW de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met de wettelijke regels daarvoor en om ten laste van TFW een billijke vergoeding toe te kennen. Werkneemster legt aan haar verzoek ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet.
Oordeel
TFW heeft als dringende reden voor het ontslag op staande voet aangevoerd dat werkneemster op 2 december 2018 de bedrijfsleider heeft geslagen en een mes naar hem heeft gegooid. Werkneemster heeft erkend dat zij die dag boos is geworden, maar heeft ook gemotiveerd betwist dat zij de heer X heeft geslagen dan wel een mes naar hem heeft gegooid. Gelet op de betwisting door werkneemster moet TFW bewijzen dat de dringende reden op 2 december 2018 aanwezig was. TFW heeft ter onderbouwing van de door haar aangevoerde dringende reden een video-opname van het incident op 2 december 2018 overgelegd, door de heer X gemaakt met een mobiele telefoon. De kantonrechter heeft die video bekeken, maar kan op basis daarvan niet vaststellen dat de heer X door werkneemster is geslagen en dat zij een mes naar hem heeft gegooid. Op de video is wel te zien dat werkneemster een slaande beweging maakt, maar de kantonrechter kan daaruit onvoldoende opmaken dat zij de heer X slaat of (aan)raakt. Ook is te zien dat werkneemster een voorwerp van een tafel pakt en daarmee gooit, maar het is niet goed te zien waarheen zij dat voorwerp gooit en of dat richting de heer X is. Uit de door TFW overgelegde verklaringen van werknemers blijkt evenmin dat werkneemster de heer X heeft geslagen of een mes naar hem heeft gegooid. Een door TFW overgelegde (video)verklaring van een kok kan de kantonrechter (letterlijk) niet volgen, omdat de kok Chinees spreekt en er geen (beëdigde) vertaling is bijgevoegd. Ten aanzien van de vertaling van de verklaring die TWF zelf heeft weergeven in het verzoekschrift van 31 januari 2019 kan niet worden vastgesteld dat deze voldoende deugdelijk is. Bovendien blijkt uit die eigen vertaling dat de kok vooral verklaart over wat er op eerdergenoemde filmbeelden te zien zou zijn, maar daarover heeft de kantonrechter hiervoor al een oordeel gegeven. Bij de huidige stand van zaken heeft TFW dus onvoldoende bewijs geleverd dat zij een dringende reden had voor ontslag op staande voet. TFW heeft een concreet bewijsaanbod gedaan, door het horen van getuigen. De kantonrechter zal TFW dan ook toelaten tot het bewijs van haar stelling dat sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet van werkneemster rechtvaardigt. Nu de verzoeken van partijen ten aanzien van de gevraagde verklaringen voor recht, de billijke vergoeding, de vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de gefixeerde vergoeding allemaal samenhangen met de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zal een beslissing op die verzoeken worden aangehouden in afwachting van bewijslevering.