Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 20 maart 2019
ECLI:NL:RBROT:2019:3142

werknemer/Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam

Geschil tussen gepensioneerd hoogleraar/afdelingshoofd omtrent rehabilitatieverklaring, schadevergoeding, eigendommen en jubileumboek. Uitzonderingen op beginsel van formele rechtskracht. Beslissing over royalty’s inzake door X ontwikkelde octrooien wordt aangehouden.

Feiten

Hoogleraar X is op 1 mei 1972 als werknemer in dienst getreden bij Erasmus MC. Vanaf 1 februari 1985 is hij het hoofd van afdeling Y. Aan X is vanwege zijn pensionering op 1 maart 2013 eervol ontslag verleend. Hoogleraar X heeft samen met dr. B onderzoek verricht. Erasmus MC heeft ter zake van ten minste drie bevindingen patenten verkregen. Voor de uitvoering van verder onderzoek heeft Erasmus MC samengewerkt met Biotempt B.V. (hierna: ‘Biotempt’). X en B hielden een deel van de aandelen in Biotempt. In november 2002 heeft Erasmus MC de door X en B ontwikkelde patenten overgedragen aan Biotempt en kreeg Erasmus MC recht op royalty’s. Omstreeks 2006 is een conflict ontstaan tussen Erasmus MC en Biotempt. In december 2007 heeft Erasmus MC geprobeerd om met Biotempt tot een oplossing te komen in het conflict. Erasmus MC en Biotempt hebben in dat kader een conceptovereenkomst opgesteld die onder meer inhield dat X en B betrokken bleven bij het onderzoek. Nadat X en B daartoe niet bereid bleken, heeft Erasmus MC van het aangaan van de overeenkomst afgezien. In 2013 heeft Erasmus MC een schikking getroffen met Biotempt. Daarbij heeft Erasmus MC afstand gedaan van haar aanspraak op royalty’s. In april 2011 heeft Erasmus MC besloten een onderzoek te starten naar het door X als hoofd van de afdeling Y gevoerde beleid. Op 18 mei 2012 heeft de Commissie Ad Hoc geconcludeerd dat X zich niet schuldig heeft gemaakt aan wetenschappelijk wangedrag. De Commissie Ad Hoc heeft geadviseerd geen nader integriteitsonderzoek in stellen. X verzoekt de kantonrechter Erasmus MC te veroordelen tot het verspreiden van een rehabilitatieverklaring op de afdeling Y, Erasmus MC te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding, de kosten van het jubileumboek, tot uitbetaling van adv-dagen, tot teruggave van persoonlijke eigendommen van X en tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. Tot slot verzoekt hij Erasmus MC te veroordelen tot vergoeding van royalty’s op grond van de gemaakte afspraken op 12 april 2007.

Oordeel

Uitgangspunt is dat de eiser door de burgerlijke rechter niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, wanneer de bestuursrechter reeds voldoende rechtsbescherming biedt. De aan het beginsel van formele rechtskracht verbonden bezwaren kunnen door bijkomende omstandigheden zo klemmend worden dat hierop, gezien de bijzonderheden van het gegeven geval, een uitzondering moet worden gemaakt. Wat betreft de rehabilitatieverklaring geldt het volgende. X heeft bij brief van 4 december 2013 bezwaar ingesteld tegen de weigering van Erasmus MC om tegemoet te komen aan zijn verzoek om eerherstel en compensatie van de geleden schade. Bij beslissing van 2 december 2014 heeft Erasmus MC het bezwaar van X ongegrond verklaard. X heeft ervoor gekozen om niet in beroep te gaan tegen de beslissing op bezwaar van Erasmus MC van 2 december 2014 en geen bezwaar in te stellen tegen het besluit van Erasmus MC van 7 december 2015. In beide gevallen stond voor X echter een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang bij de bestuursrechter open die hij ongebruikt heeft gelaten. De besluiten hebben daarom formele rechtskracht. Uit de overgelegde stukken blijkt dat Erasmus MC met X in gesprek is gebleven over een rehabilitatieverklaring. Nu partijen hierover steeds in gesprek zijn gebleven moeten de besluiten van 2 december 2014 en 7 december 2015 gezien worden als weergave van de stand van de besluitvorming bij Erasmus MC op dat moment, die inmiddels achterhaald is. De leer van de formele rechtskracht staat er niet aan in de weg dat een bestuursorgaan zich in een later stadium opnieuw over een soortgelijk verzoek buigt. Niet ter discussie staat dat het persoonlijk belang van X bij de verklaring groot is. Uit de laatste akte van Erasmus MC kan worden afgeleid dat zij nog steeds bereid is een verklaring over X af te geven. Erasmus MC zal worden veroordeeld de verklaring zoals weergegeven in haar laatste akte te doen uitgaan. Voor wat betreft de vordering tot schadevergoeding, de vergoeding van de kosten voor het jubileumboek, de uitbetaling van adv-dagen en de kosten voor rechtsbijstand geldt dat er op deze punten geen aanleiding bestaat een uitzondering te aanvaarden op het beginsel van formele rechtskracht. Van X mocht verwacht worden dat hij op deze punten bezwaar en/of beroep bij de rechtbank zou instellen. X wordt met betrekking tot deze vorderingen niet-ontvankelijk verklaard. Wat betreft de royalty’s geldt het volgende. Niet in geschil is dat X recht had op een uitvindersbeloning voor de door hem en B ontwikkelde octrooien. In de kern is het verwijt dat X Erasmus MC maakt dat Erasmus MC zo lichtzinnig met de voor haar kenbare belangen van X is omgegaan dat dit jegens hem een onrechtmatige daad oplevert. X verwijt Erasmus MC in het bijzonder dat zij – zonder toestemming van X – in de schikking met Biotempt afstand heeft gedaan van haar rechten. In 2007 zijn Erasmus MC en X overeengekomen dat X en B op geen enkele wijze betrokken zouden worden bij de samenwerking met Biotempt. Erasmus MC heeft desalniettemin aan Biotempt toegezegd dat X en B opnieuw bij het onderzoek betrokken zouden worden. Erasmus MC is daardoor in een nieuw conflict gekomen met Biotempt, welk conflict uiteindelijk heeft geleid tot de schikking waarbij Erasmus MC afstand heeft gedaan van haar recht op royalty’s. Het was Erasmus MC bekend dat X er belang bij had dat Erasmus MC royalty’s zou incasseren. Van Erasmus MC mocht worden verwacht dat zij de voor haar destijds kenbare belangen van X, als werknemer en uitvinder van de octrooien, in ogenschouw zou nemen en houden bij de onderhandelingen met Biotempt en daarop haar handelen mede zou afstemmen. Wanneer zij dat onvoldoende heeft gedaan, kan dat tot de conclusie leiden dat het tegenover X onrechtmatig was om afstand te doen van haar rechten tegenover Biotempt. Het debat is op dit punt nog onvoldoende gevoerd. Partijen zullen daarom in de gelegenheid worden gesteld zich hierover nader uit te laten. Beoordeeld dient te worden of Erasmus MC in de gegeven omstandigheden in redelijkheid de beslissing heeft kunnen nemen om afstand van haar recht op royalty’s te doen, waardoor ook X zijn rechten verloor. X zal eerst in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte uit te laten over de door de rechtbank geformuleerde punten. Erasmus MC zal daarna in de gelegenheid worden gesteld daarop bij antwoordakte te reageren. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.