Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 12 april 2019
ECLI:NL:RBDHA:2019:3529
werknemer/Nationwide Produce PLC
Feiten
Werknemer is op 1 juli 2018 in dienst getreden bij Nationwide Produce PLC (hierna: Nationwide) op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar. Nationwide is een groothandel in groenten en fruit. In de arbeidsovereenkomst is een verbod op nevenwerkzaamheden opgenomen. In september 2018 heeft werknemer zich ziek gemeld. Op 15 november 2018 is werknemer door Nationwide op staande voet ontslagen. Nationwide legt aan het ontslag ten grondslag dat is gebleken dat werknemer twee ondernemingen heeft opgericht en een nevenfunctie als algemeen directeur heeft bekleed, terwijl hij nog in dienst was van Nationwide (en stelde ziek te zijn), hetgeen een overtreding van het nevenwerkzaamhedenbeding oplevert. Werknemer verzoekt de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen. Werknemer betwist niet dat hij twee vennootschappen heeft opgericht en dat tussen partijen een verbod op nevenwerkzaamheden is overeengekomen. Wel betwist hij dat voornoemd verbod is overtreden. Werknemer stelt zich op het standpunt dat hij feitelijk geen handelsactiviteiten heeft verricht in de ondernemingen en ook niet de bedoeling heeft om dat in de nabije toekomst te doen.
Oordeel
Gelet op hetgeen in de arbeidsovereenkomst is opgenomen is het werknemer verboden om zonder toestemming van Nationwide (on)betaalde nevenwerkzaamheden te verrichten of een nevenfunctie te bekleden. Aan deze toestemming kan Nationwide voorwaarden verbinden. Het doel van deze bepaling is om de werkgever vooraf een middel te geven om zich een beeld te vormen van de aard en inhoud van de nevenwerkzaamheden en de verenigbaarheid van deze werkzaamheden met de functie van de werknemer. Vast staat dat sinds 29 oktober 2018 twee ondernemingen in het handelsregister van de Kamer van Koophandel zijn ingeschreven met werknemer als algemeen directeur respectievelijk bestuurder. Naar het oordeel van de kantonrechter levert deze inschrijving voldoende bewijs op van het bekleden van een nevenfunctie als bedoeld in de zin van het nevenwerkzaamhedenbeding. Werknemer heeft aangevoerd dat voornoemd beding zo moet worden uitgelegd dat er pas sprake is van een overtreding als er daadwerkelijk werkzaamheden zijn verricht. Nu niet gesteld of gebleken is dat partijen met elkaar hebben gesproken over de totstandkoming van het nevenwerkzaamhedenbeding, moet de uitleg van het beding worden gedaan aan de hand van de bewoordingen ervan en die zijn voldoende duidelijk, waardoor de stelling van werknemer niet opgaat. Tussen partijen is niet in geschil dat de opgerichte ondernemingen concurrerend zijn aan de onderneming van Nationwide en dat werknemer daar geen toestemming voor heeft gevraagd. De kantonrechter acht de handelwijze van werknemer ernstig verwijtbaar, omdat hij had kunnen en moeten begrijpen dat hij niet tijdens zijn ziekteperiode zonder toestemming van zijn werkgever concurrerende ondernemingen kon oprichten. Door het oprichten van die vennootschappen heeft werknemer niet alleen in strijd met het verbod op nevenwerkzaamheden gehandeld, maar heeft hij zich bovendien niet als goed werknemer in de zin van artikel 7:611 BW gedragen. Al met al is de kantonrechter van oordeel dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. De verzoeken van werknemer worden afgewezen.