Naar boven ↑

Rechtspraak

IMK Intermediair B.V./werknemer c.s.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 1 mei 2019
ECLI:NL:RBNHO:2019:4077

IMK Intermediair B.V./werknemer c.s.

Werknemers die na einde arbeidsovereenkomst vof oprichten en klanten werkgever benaderen, schenden relatiebeding niet, omdat in het geheel geen relatiebeding is overeengekomen. In de cao staat slechts dat een concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst 'kan' worden opgenomen.

Feiten

Werknemers zijn respectievelijk op 1 juli 1999 en 15 september 2001 in dienst getreden bij IMK Intermediair B.V. (hierna: IMK) als ondernemersadviseur. In de eerste schriftelijke arbeidsovereenkomst van werknemers, aangegaan voor bepaalde tijd, is de CAO IMK van toepassing verklaard, als volgt verwoord in artikel 4 van die arbeidsovereenkomst: 'Op deze arbeidsovereenkomst is de CAO IMK van toepassing, zoals deze nu is vastgesteld of in de toekomst zal worden vastgesteld, inclusief het bepaalde met betrekking tot het concurrentiebeding, zoals bedoeld in artikel 5 lid 6.'In de tweede schriftelijke arbeidsovereenkomst staat eenzelfde bepaling. In de CAO IMK 2000 staat in artikel 5 lid 6 dat in de individuele arbeidsovereenkomst een concurrentiebeding kan worden opgenomen. Tevens staat daarin een voorbeeldformulering en de toevoeging dat de werkgever bij indiensttreding bespreekt of de bepaling onderdeel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst. In de CAO IMK 2013 is de bepaling over het concurrentiebeding vervallen. Werknemers hebben hun arbeidsovereenkomst opgezegd met ingang van 1 juli 2018. Diezelfde dag hebben zij de vof Onderneming Consultancy opgericht. Deze onderneming houdt zich bezig met organisatieadvies, met name gericht op ondernemers in financiële problemen. Thans is in geschil of werknemers hiermee het concurrentiebeding van artikel 5 lid 6 van de CAO IMK schenden.

Oordeel

De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:653 lid 1 BW volgt dat een concurrentiebeding schriftelijk moet worden overeengekomen. Artikel 5 lid 6 van de CAO IMK is, ondanks de benaming daarvan in die CAO, geen concurrentiebeding, maar een relatiebeding. Dat artikel verbiedt immers niet om na afloop van de arbeidsovereenkomst werkzaam te zijn in een concurrerende onderneming, maar verbiedt alleen het benaderen van klanten van de voormalige werkgever. Voor de beoordeling van het schriftelijkheidsvereiste maakt dit niet uit, want de uitspraken van de Hoge Raad die zien op de schriftelijkheidseis van een concurrentiebeding zien ook op die van een relatiebeding. Naar het oordeel van de kantonrechter is in het geheel geen relatiebeding overeengekomen, ook niet door verwijzing in de schriftelijke arbeidsovereenkomst naar artikel 5 lid 6 van de CAO IMK. Uit de relevante bepalingen van de schriftelijke arbeidsovereenkomst volgt niet meer of minder dan dat is overeengekomen dat de CAO IMK geldt, waaronder hetgeen in die CAO over het concurrentiebeding is bepaald. Echter, in de CAO IMK staat niet dat zonder meer een concurrentiebeding geldt, maar slechts dat in een individuele arbeidsovereenkomst een concurrentiebeding met de in de CAO IMK genoemde inhoud 'kan' worden opgenomen. Dat betekent dat er dus geen concurrentie- of relatiebeding is overeengekomen. Er wordt overigens evenmin voldaan aan de eerder genoemde schriftelijkheidseis. Vast staat dat werknemers in de schriftelijke arbeidsovereenkomsten niet uitdrukkelijk hebben verklaard dat zij instemmen met het relatiebeding. Daarnaast is niet gebleken dat bij de schriftelijke arbeidsovereenkomst een exemplaar van de relevante CAO IMK was gevoegd. Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat het relatiebeding ook ongeldig zou zijn, zelfs als aan het schriftelijkheidsvereiste was voldaan. Vast staat namelijk dat artikel 5 lid 6 van de CAO IMK 2000 is vervallen. De stelling van IMK dat werknemers onrechtmatig handelen door het benaderen van haar klanten, treft geen doel. Van onrechtmatige concurrentie, in de zin van het arrest Boogaard/Vesta, is evenmin sprake. IMK heeft onvoldoende gesteld en toegelicht dat werknemers met gebruikmaking van kennis en gegevens verkregen bij IMK stelselmatig en substantieel het duurzame bedrijfsdebiet van IMK hebben afgebroken. IMK heeft eveneens onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd dat werknemers het verbod van nevenwerkzaamheden en het overeengekomen geheimhoudingsbeding hebben geschonden.