Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 9 april 2019
ECLI:NL:RBNHO:2019:4209
Ter Laare B.V. /X, Y, Profast Ankersystemen B.V.
Feiten
Ter Laare B.V. (hierna: Ter Laare) is een onderneming die zich bezighoudt met het aanbrengen van verankeringen en het verrichten van verlijmingen alsmede de handel in en uitvoering van bevestigingstechnieken, bedoeld voor de bouwsector. X is op 1 december 2011 bij Ter Laare in dienst getreden in de functie van vertegenwoordiger. Y is op 1 maart 2013 bij Ter Laare in dienst getreden in de functie van technisch adviseur. In de arbeidsovereenkomsten van X en Y is een concurrentiebeding en een geheimhoudingsplicht opgenomen. X heeft bij brief van 28 juli 2017 de arbeidsovereenkomst met Ter Laare opgezegd tegen 1 september 2017. Y heeft de arbeidsovereenkomst met Ter Laare bij brief van 29 september 2017 opgezegd tegen 1 november 2017. Ter Laare heeft bij beide werknemers de opzegging bevestigd en X en Y erop gewezen dat het concurrentiebeding na het einde van het dienstverband in stand blijft. Op 5 oktober 2017 is X een onderneming gestart met de naam Profast Ankersystemen (hierna: Profast) in Neerpelt, België. Het betreft een handelsonderneming in ankersystemen en bevestigingsmaterialen. Y is met ingang van 1 november 2017 in dienst getreden bij Profast. Ter Laare heeft bij brief van 4 mei 2018 X kortweg gewezen op de constatering van een concurrerende onderneming in België met activiteiten in Nederland, hetgeen door Ter Laare wordt aangemerkt als overtreding van het concurrentiebeding. Ook heeft Ter Laare Y bij brief van 4 mei 2018 gesommeerd om de door haar geconstateerde overtredingen van het concurrentie- en geheimhoudingsbeding te staken. Bij brieven van 25 oktober 2018 heeft Ter Laare zowel X en Y opnieuw gesommeerd de door haar gestelde overtredingen van het concurrentiebeding te staken en gewezen op de verbeurde boetes. Ter Laare vordert, kort samengevat, dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening X en Y veroordeelt tot nakoming van het overeengekomen concurrentie- en geheimhoudingsbeding, op straffe van een dwangsom, en onder toekenning van een voorschot op de verbeurde boetes.
Oordeel
De kantonrechter is van oordeel dat van onverwijlde spoed in dit geval onvoldoende is gebleken. Redengevend voor dit oordeel is dat vaststaat dat Ter Laare al sinds het najaar van 2017 bekend is met de oprichting en de activiteiten door Profast, alsmede de indiensttreding van Y bij Profast per 1 november 2017. Niettemin heeft Ter Laare tot 25 februari 2019 gewacht met het aanhangig maken van onderhavige kortgedingprocedure. Een duidelijke verklaring daarvoor, behoudens dat zij tussentijds enkele sommaties heeft verzonden, heeft zij hiervoor niet kunnen geven. Verder is ter zitting gebleken dat Ter Laare op dit moment niet of nauwelijks gevolgen ondervindt van de vermeende overtreding van het concurrentie- en geheimhoudingsbeding. Het klantenbestand van Ter Laare in Nederland is onveranderd en Ter Laare is geen leveranciers kwijtgeraakt. Het enkele feit dat Ter Laare met betrekking tot bepaalde leveranciers geen exclusief verkooprecht meer heeft, is onvoldoende voor het aannemen van spoedeisend belang. Dat sprake is van (enig) omzetverlies als gevolg van de activiteiten van Profast is ten slotte gesteld noch gebleken. De kantonrechter volgt Ter Laare voorshands niet in haar stelling dat het concurrentiebeding aldus moet worden opgevat dat daarmee het verrichten van elke concurrerende activiteit in Nederland door Profast (dat wil zeggen: naast het leveren aan klanten in Nederland ook het verrichten van marketingactiviteiten in Nederland, adverteren in Nederland en het benaderen van en werken met leveranciers in Nederland) wordt verboden. X en Y hebben dit – mede gelet op de ruime en algemene formulering van het beding – ook niet zo hoeven begrijpen, waarbij tevens van belang is dat de inhoud en reikwijdte van het concurrentiebeding als zodanig bij de totstandkoming daarvan tussen partijen niet is besproken. Onduidelijkheid over de strekking van het beding moet thans dan ook voor rekening van Ter Laare blijven. Bij het voorgaande neemt de kantonrechter tot slot nog in aanmerking dat, gelet op wat X en Y daarover hebben gesteld, niet valt uit te sluiten dat in een bodemprocedure het concurrentiebeding op grond van het bepaalde in artikel 7:653 BW (oud) geheel of gedeeltelijk zal worden vernietigd vanwege de gestelde onbillijke benadeling van X en Y in verhouding tot het te beschermen belang van Ter Laare.