Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 16 mei 2019
ECLI:NL:RBLIM:2019:4623
Stichting Onderwijs Midden-Limburg/werknemer
Feiten
Werknemer is op 1 augustus 1984 bij Stichting Onderwijs Midden-Limburg (hierna: SOML) in dienst getreden en was laatstelijk werkzaam in de functie van Leraar LD. Hij geeft les in de vakken Economie en M&O. Tot 1 augustus 2016 was werknemer werkzaam op school 1 en sindsdien is hij werkzaam op school 2. Tot 1 april 2014 is werknemer ruim twaalf jaar getrouwd geweest met een oud-leerlinge van zijn vorige school. Er was sprake van een zogenoemde ‘vechtscheiding’. Medio 2015 is een klacht ingediend tegen werknemer en in oktober 2015 is media-aandacht geweest voor grensoverschrijdend gedrag van docenten op school 1. SOML heeft werknemer, na een gesprek, geschorst en deze schorsing vervolgens tweemaal met drie maanden verlengd. Nadat een strafrechtelijk onderzoek is afgerond en geen strafbare feiten zijn geconstateerd, wordt de schorsing opgeheven en wordt werknemer overgeplaatst naar school 2. Medio 2017 ontstaan er nieuwe geruchten (over vermeend misbruik) omtrent de persoon van werknemer. Op 22 september 2017 (ex-echtgenote) en 11 oktober 2017 (ex-collega) wordt er aangifte tegen werknemer gedaan. Ook een oud-leerlinge doet aangifte tegen werknemer, op 9 februari 2018. Na een gesprek met SOML volgt een schorsing van vier weken, waarop een schorsing van drie maanden volgt die vervolgens met drie maanden wordt verlengd. Werknemer heeft beroep tegen de schorsingsbesluiten ingesteld, maar de Commissie van Beroep verklaart het beroep ongegrond. Nadat de schorsing op 18 april 2018 verloopt, hervat werknemer de werkzaamheden niet, met behoud van loon. Werknemer meldt zich op 16 mei 2018 ziek, na ontvangst van een bericht dat het Openbaar Ministerie tot vervolging overgaat, naar aanleiding van de aangifte van de ex-collega (aanranding). Op 31 mei 2018 wordt werknemer geschorst voor de duur van het strafrechtelijk onderzoek. Op 25 december 2018 besluit de officier van justitie om werknemer niet te vervolgen en wordt de zaak geseponeerd. Bij schrijven van 18 februari 2019 wordt de schorsing voor de duur van de vervolging ingetrokken en de schorsing voor de duur van de ontbindingsprocedure opgelegd. SOML verzoekt ontbinding wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Hieraan legt SOML ten grondslag dat werknemer meermaals is aangesproken op zijn houding en gedrag (onvoldoende professionele afstand) jegens leerlingen en collega’s en dat zij is geschrokken van de gedane aangiftes en de inhoud van de processen-verbaal, waardoor het door SOML in werknemer gestelde vertrouwen grovelijk is aangetast. Werknemer verzoekt onder meer SOML te veroordelen tot het betalen van een loonvordering.
Oordeel
Niet is gebleken dat het onderhavige verzoek verband houdt met een opzegverbod. Naar het oordeel van de kantonrechter is geen sprake van een verstoorde arbeidsverhouding en dient ontbinding van de arbeidsovereenkomst op deze grond achterwege te blijven. Gedurende een langere periode zijn SOML en werknemer geconfronteerd met verklaringen en aangiften over grensoverschrijdende gedragingen van werknemer. Deze verklaringen en aangiften op zichzelf hebben – kennelijk – bij SOML niet geleid tot een grond om een beëindiging na te streven. Nu het strafrechtelijk onderzoek is afgerond, ziet SOML zich voor de taak werknemer terug voor de klas te plaatsen. Dat dit een moeilijke, zo niet onmogelijke taak is, begrijpt de kantonrechter, maar dit leidt nu ineens niet tot een verstoorde arbeidsverhouding. Nu enkel deze grond aan het verzoek ten grondslag is gelegd, kan ook enkel deze g-grond worden beoordeeld. Het verzoek als door SOML gedaan dient te worden afgewezen. Het tegenverzoek, houdende de loonvordering, wordt toegewezen.