Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Stichting Arkin
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 28 mei 2019
ECLI:NL:RBAMS:2019:3824

werkneemster/Stichting Arkin

Loonvordering verpleegkundige jegens eerdere werkgever slaagt niet, nu zij als gevolg van overgang van onderneming van rechtswege is overgegaan naar het Academisch Medisch Centrum Amsterdam.

Feiten

Stichting Arkin (hierna: Arkin) en het Academisch Medisch Centrum Amsterdam (hierna: AMC) hebben in 1998 de vennootschap onder firma (hierna: de VOF) opgericht en daarin ieder medewerkers duurzaam tewerkgesteld. Werkneemster is op 3 december 2001 in dienst gekomen van “de Meren”. Nadat haar arbeidsovereenkomst is aangepast, is zij aangesteld als verpleegkundige bij de sector AMC/De Meren. AMC/De Meren is in 2007 gefuseerd met de Stichting Arkin en onder deze naam verder gegaan. AMC en Arkin hebben op enig moment besloten de VOF uiterlijk op 1 januari 2013 te ontbinden. Zij spreken af dat de binnen de VOF uitgevoerde activiteiten voor rekening en risico van het AMC zullen worden voortgezet. Tevens stellen zij een Overgangsprotocol op, waarin onder andere staat dat medewerkers tot de overgang worden gedetacheerd bij verkrijger. Arkin, AMC en werkneemster hebben begin 2013 een detacheringsovereenkomst gesloten, waarin staat dat partijen hebben gekozen voor een detacheringsconstructie die een permanent karakter heeft en dat op de ontbindingsdatum “formeel gezien wordt afgeweken van de wet overgang van onderneming”. Voorts vermeldt deze dat bij beëindiging van de detachering AMC verantwoordelijk is voor de gevolgen daarvan voor de rechtspositie van de medewerkers. Werkneemster zet haar werk als klinisch verpleegkundige in het AMC voort. Na een aantal (tevergeefse) voorstellen om werkneemster te plaatsen bij AMC, wordt de detacheringsovereenkomst bij Arkin opgezegd en wordt zij uitgenodigd om te praten over mogelijkheden om te worden geplaatst bij Arkin. Bij e-mail van 23 februari 2018 meldt werkneemster zich ziek. Werkneemster geeft te kennen niet in te stemmen met de genoemde opzegging van de overeenkomst met het AMC en dat ze de keuze heeft gemaakt om over te gaan naar het AMC. Arkin stelt dat geen sprake was van een overgang van onderneming en accepteert werkneemsters ziekmelding niet, zodat zij onbetaald verlof dient op te nemen dan wel haar werkzaamheden dient te hervatten. Indien werkneemster daar niet op ingaat, zal Arkin de loonbetaling stopzetten. Werkneemster vordert dat Arkin veroordeeld zal worden om haar salaris over de periode van 1 maart 2018 tot en met 1 januari 2019 te betalen. Zij stelt hiertoe dat zij, op grond van het Overgangsprotocol en aangezien er tussen haar en het AMC geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, steeds bij Arkin in dienst is gebleven. Arkin voert onder meer als verweer aan dat werkneemster in dienst van het AMC is gekomen, omdat het AMC de activiteiten van de afdeling van de VOF waar werkneemster op de datum van de overgang van de onderneming werkzaam was, heeft overgenomen.

Oordeel

Vast staat dat Arkin werkneemster bij de VOF te werk heeft gesteld. Ook staat vast dat de VOF op 1 januari 2013 is opgehouden te bestaan en dat de desbetreffende activiteiten zijn voortgezet door het AMC. Nu het AMC geen partij is in deze procedure, zullen de rechten van werkneemster jegens het AMC niet kunnen worden beoordeeld. Het einde van de VOF heeft geleid tot een overgang van onderneming. Voor zover het Overgangsprotocol en de detacheringsovereenkomst van artikel 7:663 BW afwijken, worden zij voorshands nietig en van onwaarde geacht. De stelling van Arkin, dat werkneemster met een en ander heeft ingestemd, wordt verworpen. Werkneemster heeft juist uit alle macht geprobeerd haar rechten op de voet van de overgang van overneming geldend te maken. De conclusie uit het voorgaande is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter dat Arkin per 1 januari in 2013 niet meer de werkgever van werkneemster is. De loonvordering tegen Arkin kan niet slagen. De kantonrechter wijst de vordering af.