Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 11 juni 2019
ECLI:NL:RBLIM:2019:5365
werknemer/Sam S.T. B.V.
Feiten
Werknemer is sinds 7 januari 2019 in dienst bij Sam S.T. B.V. (hierna: Sam) in de functie van chauffeur. Eind februari 2019 is hij ziek uitgevallen. Op grond van de arbeidsovereenkomst dient Sam het loon gedurende 104 weken 100% door te betalen. Het loon over februari 2019 is door werknemer begin maart 2019 ontvangen. Daarna heeft hij zijn loon in het geheel niet meer ontvangen. Werknemer heeft Sam tweemaal gesommeerd om tot betaling van het loon over te gaan, maar tot op heden zonder succes. Werknemer vordert Sam te veroordelen tot betaling van het loon over de maanden maart en april. Sam heeft ter zitting verweer gevoerd en daarbij een beëindigingsovereenkomst overgelegd, waarin vermeld staat dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden eindigt op 31 maart 2019. Werknemer heeft ter zitting betwist dat het zijn handtekening is die onder genoemde beëindigingsovereenkomst staat en stelt dat die handtekening vervalst is.
Oordeel
De kantonrechter heeft ter zitting reeds te kennen gegeven dat aan het door Sam eerst ter zitting overgelegde stuk niet de waarde toekomst die Sam eraan gehecht wil zien. In de eerste plaats wordt de echtheid van de handtekening onder de beëindigingsovereenkomst door werknemer gemotiveerd betwist en de bewijslast ter zake van die echtheid rust op Sam. Voor een onderzoek ter zake van die echtheid is in kort geding echter geen plaats. Daar komt nog bij dat de omstandigheid dat Sam eerst op de zitting met de vermeende beëindigingsovereenkomst op de proppen komt, bepaald niet wijst in de richting van een authentiek stuk. Niet kan worden ingezien waarom Sam die overeenkomst, indien authentiek, niet al veel eerder (meer specifiek: reeds direct na de eerste sommatie) aan werknemer heeft tegengeworpen. Belangrijker nog is dat zelfs indien het een authentiek stuk is, dan nog heeft te gelden dat een goed werkgever zijn werknemer (en met name een zieke werknemer) juist behoort te behoeden voor het ondertekenen van een dergelijke overeenkomst, omdat evident is dat de gevolgen daarvan voor de werknemer zeer nadelig kunnen zijn. Het is daarom aannemelijk dat in een bodemprocedure de rechtsgeldigheid van die overeenkomst met succes kan worden aangevochten. Nu ook niet is gebleken dat de arbeidsovereenkomst op andere wijze voortijdig is beëindigd, dient in dit kort geding de conclusie te luiden dat in een eventuele bodemprocedure waarschijnlijk zal worden geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst nog steeds van kracht is en dat de gevorderde voorziening derhalve toewijsbaar is. De kantonrechter veroordeelt Sam om aan werknemer het loon over de maanden maart en april te betalen.