Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/CTM Dreumel B.V.; Vivat Schadeverzekeringen N.V. h.o.d.n. Reaal Schadeverzekeringen
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 5 juni 2019
ECLI:NL:RBGEL:2019:2442

werknemer/CTM Dreumel B.V.; Vivat Schadeverzekeringen N.V. h.o.d.n. Reaal Schadeverzekeringen

Werkgeversaansprakelijkheid ex artikel 7:658 BW. Causaal verband gezondheidsklachten aan schouder van meubelstoffeerder en arbeidsomstandigheden te onbepaald. Beroep op arbeidsrechtelijke omkeringsregel wordt afgewezen.

Feiten

CTM Dreumel B.V. (hierna: CTM) is een meubelstofferingsbedrijf. Werknemer was in de periode 1 juli 2001 tot 31 maart 2015 in dienst van CTM in de functie van meubelstoffeerder. Op 15 juli 2012 heeft werknemer zich ziek gemeld in verband met schouderklachten. UWV heeft de WIA-aanvraag van werknemer afgewezen. CTM heeft tijdens de arbeidsongeschiktheid van werknemer tot en met augustus 2014 het salaris van werknemer doorbetaald. Aan werknemer is een WW-uitkering toegekend en hij verricht uitzendwerk. Werknemer is van mening dat CTM haar zorgplicht jegens werknemer heeft geschonden door onvoldoende maatregelen te treffen om werknemer tegen overbelasting tijdens het werk te beschermen. Werknemer houdt CTM op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor zijn schade en beroept zich ten aanzien van de bewijslastverdeling op de in de rechtspraak ontwikkelde arbeidsrechtelijke omkeringsregel. Vivat Schadeverzekeringen N.V. h.o.d.n. Reaal Schadeverzekeringen (hierna: Vivat) is de aansprakelijkheidsverzekeraar van CTM. Op grond van artikel 7:954 lid 6 BW heeft werknemer Vivat in deze procedure betrokken. CTM en Vivat betwisten de vordering. Zij voeren primair aan dat werknemer geen schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Zij stellen dat in geval van schouder- en nekklachten veelal meerdere oorzaken zijn aan te wijzen.

Oordeel

De in deze procedure overgelegde stukken geven geen eenduidig beeld van de arbeidsomstandigheden bij CTM. Van werknemer had dan ook een nadere onderbouwing mogen worden verwacht van de door hem gestelde arbeidsomstandigheden bij CTM met betrekking tot de intensiteit en frequentie van de werkzaamheden, de terugslag van de tacker op de schouder van werknemer en de werkhoogte. Nu deze nadere onderbouwing ontbreekt, kunnen de stellingen van werknemer over de arbeidsomstandigheden bij CTM niet als vaststaand worden aangenomen. Ter discussie staat sinds wanneer werknemer deze klachten heeft en ook of deze verband kunnen houden met de arbeidsomstandigheden bij CTM. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de overgelegde stukken dat de schouderklachten van werknemer dateren van voor 2010. Uit deze stukken blijkt dat werknemer zich voor het eerst bij de huisarts heeft gemeld met klachten aan de rechterschouder op 15 december 2000 en dat vanaf 2008 opnieuw klachten aan de rechterschouder zijn genoteerd. Werknemer heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat de schouderklachten kunnen voortkomen uit de arbeidsomstandigheden verwezen naar de rapportage vooronderzoek van BBZ en het rapport van een medisch adviseur. Vooropgesteld dat de gestelde arbeidsomstandigheden gemotiveerd zijn weersproken en hier dus niet als vaststaand kunnen worden aangenomen, blijkt uit de overgelegde stukken dat vanaf 1989 bij werknemer sprake is van diabetes type I. Verder volgt uit de stukken dat vanaf 2007 sprake is van een (zeer) matig gereguleerde diabetes type I en dat de orthopedisch chirurg van werknemer bij een controle van werknemer in verband met zijn rechterschouderklachten in 2012 heeft bevestigd dat werknemer door zijn diabetes rechts een frozen shoulder heeft ontwikkeld. In 2014 heeft de internist van werknemer de schouderklachten van werknemer eveneens aan de diabetes gerelateerd. In het licht van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het verband tussen de gezondheidsklachten van werknemer met betrekking tot zijn rechterschouder en nek enerzijds en de arbeidsomstandigheden anderzijds te onbepaald en te onzeker is. Bij dit oordeel is ook betrokken dat werknemer zich buiten het werk frequent bezighoudt met een aantal in meer of mindere mate schouderbelastende activiteiten, zoals spelen op gitaar en mondharmonica, schieten met pistool en geweer, houtdraaien en timmeren. Het hiervoor overwogene leidt ertoe dat de arbeidsrechtelijke omkeringsregel in dit geval niet van toepassing is en dat op werknemer de volledige bewijslast rust van zijn stelling dat de schouder- en nekklachten in de uitoefening van zijn werkzaamheden zijn ontstaan. Gelet op de gemotiveerde betwisting door CTM en Vivat en de op werknemer rustende stelplicht heeft werknemer onvoldoende onderbouwd gesteld dat er een causaal verband is tussen zijn gezondheidsklachten en zijn werkzaamheden bij CTM.