Naar boven ↑

Rechtspraak

Connexxion Openbaar Vervoer N.V./werknemer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 25 juni 2019
ECLI:NL:GHARL:2019:5243

Connexxion Openbaar Vervoer N.V./werknemer

De door Connexxion toegepaste middeling van de vergoeding voor onregelmatige en gebroken diensten is niet in strijd met de cao of redelijkheid en billijkheid gedaan. Werknemer komt geen uitzonderingspositie toe.

Feiten

X is vanaf 31 augustus 1987 in dienst van Connexxion in de functie van buschauffeur. In de periode van 1 januari 2014 tot 1 juni 2015 heeft werknemer zijn werkzaamheden verricht vanuit de standplaats Emmeloord en vanaf 1 juni 2015 was hij werkzaam vanuit de standplaats Zwartsluis. Per 1 november 2016 is X gepensioneerd en is zijn arbeidsovereenkomst met Connexxion geëindigd. Op de arbeidsovereenkomst was de Cao Openbaar Vervoer (hierna: ‘de cao’) van toepassing. Tot 1 januari 2014 werd de vergoeding voor onregelmatige diensten en gebroken diensten (hierna: ‘de OTGD’) berekend en aan X betaald op basis van artikel 20 lid 3 van de cao. Per 1 januari 2014 heeft Connexxion de systematiek van de OTGD gewijzigd. In plaats van individuele berekeningen werd de OTGD voortaan overal per standplaats gemiddeld. X heeft in eerste aanleg gevorderd voor recht te verklaren dat de door Connexxion toegepaste middeling van de OTGD in strijd met de cao is gedaan. Verder heeft X gevorderd de veroordeling van Connexxion tot betaling van een bedrag aan OTGD van € 1.439,22 bruto, een bedrag aan wettelijke verhoging van € 719,61, wettelijke rente over voornoemde bedragen, buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. De kantonrechter heeft de vorderingen van X toegewezen en Connexxion veroordeeld in de proceskosten. Tegen dit oordeel keert Connexxion zich in hoger beroep.

Oordeel

Het is het hof ambtshalve bekend dat het standpunt dat X in deze procedure inneemt grote gelijkenis vertoont met het standpunt dat een collega-werknemer heeft ingenomen in de zaak waarin dit hof op 23 april 2019 een arrest heeft gewezen (ECLI:NL:GHARL:2019:3608). In dat arrest heeft dit hof zich uitgesproken over de vraag of artikel 29 lid 3 van de cao ruimte biedt voor middeling van de OTGD van chauffeurs die ouder zijn dan 50 jaar. Dit betekent dat hetgeen Connexxion tegen de uitleg van de cao-bepalingen door de kantonrechter heeft aangevoerd slaagt en dat de uitleg die X voorstaat, niet kan worden gevolgd. Het betoog van werknemer dat middeling van de toeslagen per standplaats als bedoeld in artikel 29 lid 3 van de cao voor een parttimer op grond van artikel 9 lid 4 van de cao niet van toepassing is, wordt door het hof niet gevolgd. Een werknemer zoals X, die gebruikmaakt van de arbeidstijdverkorting op grond van artikel 20 lid 1 van de cao, behoudt het volle functieloon. Dit betekent dat het aantal arbeidsuren dat een 50-plusser op grond van artikel 20 van de cao dient te werken (36 uur) moet worden beschouwd als het normale aantal arbeidsuren als bedoeld in deze cao. X is om deze reden niet aan te merken als een parttimer in de zin van artikel 3 lid 4 van de cao, zodat voor hem de uitzonderingsbepaling van artikel 9 lid 4 van de cao niet van toepassing is. X heeft ten slotte naar voren gebracht dat de standplaats Emmeloord zich op grond van de redelijkheid en billijkheid niet voor middeling van de OTGD leent. Voor zover X hiermee op de voet van artikel 6:248 lid 2 BW bedoelt te betogen dat het beroep van Connexxion op middeling van de OTGD in de standplaats Emmeloord naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, volgt het hof Y hierin niet. Weliswaar was de verdeling van onregelmatig werk in de standplaats Emmeloord onevenwichtig en heeft de berekening van de OTGD op basis van het gemiddelde van de gehele standplaats tot gevolg gehad dat X minder toeslag heeft ontvangen dan wanneer zijn OTGD zou zijn berekend op basis van het gemiddelde van zijn eigen dienstenpakket, maar nu het gaat om het buiten toepassing laten van een regeling die voortvloeit uit de cao en die regeling de instemming had van de OR, brengt de enkele omstandigheid van financieel nadeel op zichzelf nog niet mee dat een onverkort beroep op middeling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Te minder nu is gebleken dat collega-50-plussers die met X aan het grote rooster deelnamen financieel gezien in dezelfde positie als X verkeerden, en derhalve van een uitzonderingssituatie voor X geen sprake is.