Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Ice Agency B.V.
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 8 mei 2019
ECLI:NL:RBDHA:2019:4697

werknemer/Ice Agency B.V.

Door opvolging van overeenkomsten voor bepaalde tijd is tussen partijen inmiddels sprake van een detacheringsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Uitleg artikel 13 ABU-cao. Telling begint opnieuw bij onderbreking overeenkomst van meer dan zes maanden, waarvan in dit geval geen sprake is geweest.

Feiten

Werknemer heeft op 8 februari 2010 met werkgeefster een ‘uitzendovereenkomst fase A bepaalde tijd’ gesloten. Nadien hebben zij schriftelijk of stilzwijgend uitzendovereenkomsten gesloten voor bepaalde tijd, waarvan de looptijd van de laatste overeenkomst eindigde op 31 december 2018. Op de uitzendovereenkomsten gesloten tussen partijen is de ABU-cao van toepassing. Werknemer heeft vanaf 8 februari 2010 dezelfde werkzaamheden verricht bij dezelfde inlener. Tussen partijen is thans in geschil of de uitzendovereenkomst door een opvolging van overeenkomsten voor bepaalde tijd tussen werknemer en werkgeefster inmiddels – in de terminologie van de ABU-cao – een uitzendovereenkomst in fase C is geworden, wat zoveel wil zeggen als dat sprake is van een detacheringsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Werknemer neemt het standpunt in dat vanaf 4 januari 2016 de telling in fase B is begonnen en er tot en met 31 december 2018 meer dan zes overeenkomsten tot stand zijn gekomen. Volgens werknemer is hij daarom vanaf 15 februari 2016 (als ook stilzwijgende verlengingen als overeenkomsten worden meegeteld), dan wel vanaf 1 januari 2018 (als alleen de schriftelijke overeenkomsten worden meegeteld) werkzaam geweest in fase C. Volgens werkgeefster klopt dit niet omdat werknemer vanaf week 48 in 2014 tot en met week 22 in 2015 in totaal 27 weken niet heeft gewerkt. Als gevolg daarvan begon de telling vanaf 4 januari 2016 niet in fase B maar zat werknemer toen nog in fase A waar hij in bleef tot december 2016. Toen kwam werknemer in fase B; daarin is hij – volgens werkgeefster – gebleven tot en met 31 december 2018.

Oordeel

Met partijen gaat de kantonrechter ervan uit dat zij gebonden zijn aan de ABU-cao en dat de rechtsverhouding van partijen wordt geregeerd door wat in de ABU-cao over uitzendfasen is bepaald. Partijen twisten over de uitleg van artikel 13 lid 2 onder d van de ABU-cao. Volgens vaste rechtspraak geldt voor de uitleg van een bepaling van een cao de zogeheten CAO-norm (zie HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2687). Uit de bewoordingen van artikel 13 lid 2 onder d blijkt dat in fase B bij een onderbreking tussen twee detacheringsovereenkomsten van meer dan zes maanden de telling van fase A opnieuw begint. Het gaat daarmee niet om een onderbreking van de werkzaamheden van meer dan zes maanden, zoals werkgeefster betoogt. In de overige bewoordingen van artikel 13 blijkt immers dat wanneer de duur van werkzaamheden van belang is voor bepaling van uitzendfasen dit met zoveel woorden is genoemd (zie bijvoorbeeld onder b: 'zolang niet meer dan vier jaar is gewerkt'). Er is dus geen reden om de bewoordingen 'zolang er geen onderbreking is van meer dan zes maanden tussen twee detacheringsovereenkomsten' anders dan letterlijk te interpreteren. Tussen de twee door werkgeefster genoemde detacheringsovereenkomsten liggen 21 weken. Daarmee is er geen sprake van een onderbreking van meer dan zes maanden waardoor de telling van fase A weer zou moeten beginnen. Gezien de bewoordingen van artikel 13 lid 2 onder d maakt het daarbij niet uit dat werknemer niet alle weken van die detacheringsovereenkomsten werkzaamheden heeft verricht. Aangezien werkgeefster overigens de data en de telling van de verschillende overeenkomsten en de berekening van de uitzendfasen door werknemer niet heeft betwist, is de conclusie dat werknemer vanaf 15 februari 2016 in fase C werkzaam is, dat wil zeggen: op basis van een overeenkomst voor onbepaalde tijd.