Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 23 april 2019
ECLI:NL:GHAMS:2019:1452
Euronext Amsterdam N.V./Vereniging Pensioengerechtigden Euronext Amsterdam c.s.
Feiten
Euronext Amsterdam N.V. (hierna: Euronext) heeft met haar werknemers een pensioenovereenkomst gesloten. Ter uitvoering van die pensioenovereenkomst had Euronext tot en met 31 december 2013 UVO’s gesloten met Stichting Pensioenfonds Mercurius Amsterdam (hierna: PMA). De UVO’s tussen PMA en Euronext zijn geëindigd per 31 december 2013. Euronext heeft met ingang van 1 januari 2014 een nieuwe UVO gesloten met DL ter uitvoering van de pensioenovereenkomst met haar (vanaf 1 januari 2014) actieve werknemers. Vereniging Pensioengerechtigden Euronext Amsterdam c.s. (hierna: VPE c.s.) vorderdt in eerste aanleg dat de kantonrechter voor recht verklaart dat Euronext jegens de voormalige werknemers van Euronext aan wie een pensioenregeling is toegezegd toerekenbaar tekort is geschoten en/of tekortschiet in de nakoming van de arbeidsovereenkomsten en/of de cao en/of de pensioenovereenkomsten en/of artikel 23 Pensioenwet en/of de eisen van goed werkgeverschap en primair Euronext veroordeelt tot onder meer het aangaan van een nieuwe UVO met een pensioenuitvoerder. De kantonrechter heeft VPE c.s. niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot vergoeding van de schade van haar leden. De primaire vordering van VPE c.s. is afgewezen. De door VPE c.s. gevraagde verklaring voor recht is toegewezen en Euronext is veroordeeld om de schade die X c.s. dientengevolge lijdt te vergoeden. De vorderingen van VPE c.s. zijn voor het overige afgewezen. Tegen dit oordeel keren partijen zich in hoger beroep.
Oordeel
VPE c.s. is ontvankelijk in haar vorderingen. Anders dan Euronext bepleit, is de norm van goed werkgeverschap wel degelijk van toepassing op de pensioenovereenkomst als onderdeel van de arbeidsovereenkomst. VPE c.s. wijst er terecht op dat Euronext miskent dat de Pensioenwet in artikel 23 dwingend voorschrijft dat zij een UVO sluit en in stand houdt voor de opgebouwde pensioenaanspraken van haar (gewezen) werknemers en gepensioneerden. Juist omdat in de onderhavige pensioenovereenkomsten naast de nominale pensioentoezegging ook een indexatieperspectief was gegeven, lag het op de weg van Euronext om bij de beëindiging van de UVO met PMA een alternatief te zoeken voor de uitvoering van de gehele pensioenovereenkomst en mocht Euronext geen genoegen nemen met de overdracht door PMA aan DL van de (gekorte) nominale pensioenaanspraken en -rechten zonder indexatieperspectief. Euronext heeft aangevoerd dat de door haar doorgevoerde eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst met de leden van VPE gerechtvaardigd was op grond van zwaarwegende omstandigheden. Het hof is van oordeel dat Euronext zich niet als goed werkgeefster heeft gedragen door zich eenzijdig te onttrekken aan de verplichtingen uit hoofde van de pensioenovereenkomst met de leden van VPE en de ter uitvoering daarvan gesloten UVO, terwijl de omstandigheden onvoldoende zwaarwegend waren om de eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst en de UVO te rechtvaardigen. Daarnaast heeft Euronext niet aangetoond dat aanvaarding van de wijziging van de pensioenovereenkomst en de UVO in het licht van de omstandigheden van het geval in redelijkheid van de leden van VPE gevergd kon worden. Ten slotte past Euronext vanaf 1 januari 2014 een aangepaste indexatieregeling voor haar actieven toe die zij volgens het gebod van artikel 58 PW ook zou hebben moeten toepassen op de pensioenaanspraken en -rechten van haar gewezen werknemers en gepensioneerden, waaronder de leden van VPE. VPE c.s. stelt vervolgens ter discussie of de op Euronext rustende zorgplicht uitsluitend voortvloeit uit de verplichting uit goed werkgeverschap. VPE c.s. stelt terecht dat de samenhang tussen de pensioenovereenkomst, de ter uitvoering daarvan gesloten UVO met PMA en de vastlegging van de verplichtingen van PMA tegenover haar (gewezen) deelnemers en gepensioneerden in de pensioenreglementen 2006 en 2012, ertoe leidt dat Euronext – naast de uit goed werkgeverschap voortvloeiende zorgplicht en naast het gebod van gelijke behandeling – op grond van de pensioenovereenkomst gehouden was om aan PMA al die betalingen te (blijven) verrichten die nodig waren om de pensioenovereenkomst na te komen. Euronext bestrijdt dat er sprake is van schade als gevolg van de beëindiging van de UVO. VPE c.s. stelt daartegenover terecht dat het voor de toewijzing van een vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat voldoende is dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Die mogelijkheid is voldoende aannemelijk. VPE c.s. stelt terecht dat als Euronext zich had gehouden aan de verplichtingen uit de pensioenovereenkomsten (2006 en 2012) en de ter uitvoering daarvan gesloten UVO, het indexatieperspectief zou zijn blijven bestaan. Het illusoir maken van dat indexatieperspectief door beëindiging van de UVO kan leiden tot schade. VPE c.s. wordt ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat. Of de vordering strekkende tot veroordeling van Euronext tot het aangaan van een nieuwe uitvoeringsovereenkomst toewijsbaar is of dat toewijzing van de subsidiair of meer subsidiair toegewezen vordering moet worden toegewezen, kan eerst worden beslist nadat nadere inlichtingen van partijen zijn verkregen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.