Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemers/CBRE B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 4 juni 2019
ECLI:NL:RBAMS:2019:3909

werknemers/CBRE B.V.

Werknemers behouden dienstjarenurenregeling na overname. Er is sprake van een redelijk voorstel van werkgeefster vanwege ‘packagedeal’ met het vervallen van de pensioenregeling, maar dit voorstel hoeft niet in redelijkheid door werknemers te worden aanvaard. Stoof/Mammoetcriteria.

Feiten

Werknemers zijn op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst geweest van X. Bij X bestond onder meer een dienstjarenurenregeling, hetgeen inhield dat voor elk volledig kalenderjaar dat de medewerker bij de werkgever in dienst is, per jaar aanspraak kan worden gemaakt op extra uren vakantie. X is in 2006 overgenomen door CBRE B.V. (hierna: CBRE). Werknemers hebben naar aanleiding van voorstellen van CBRE tot harmonisatie van arbeidsvoorwaarden gekozen voor handhaving van een aantal secundaire arbeidsvoorwaarden zoals deze bij X golden, zoals onder meer het deelnemerschap in de pensioenregeling die was ondergebracht bij Zwitserleven en handhaving van de dienstjarenurenregeling zoals deze bestond bij X. Bij brief van 26 november 2015 heeft CBRE aan werknemers meegedeeld dat Zwitserleven haar heeft meegedeeld dat het tot 1 januari 2016 lopende contract niet zal worden verlengd. Bij brief van 7 december 2016 wordt aan de werknemers die nog niet op het CBRE-arbeidsvoorwaardenpakket zijn overgestapt, onder wie werknemers, meegedeeld dat er per 1 januari 2017 een aanmelding zal plaatsvinden bij de Employee Benefits verzekeringen van CBRE en welke plussen en minnen dit voor betrokkenen met zich brengt. Per saldo is volgens CBRE sprake van betere arbeidsvoorwaarden en als 'tegenprestatie' wordt aan werknemers gevraagd in te stemmen met een volledige harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden, hetgeen betekent dat de dienstjarenurenregeling zal vervallen, zij het met een overgangsperiode van vijf jaar. Werknemers hebben zich tegen wijziging van de dienstjarenregeling verzet. Aan de orde is de vraag of werknemers onverkort aanspraak kunnen maken op nakoming van de afspraak met betrekking tot de dienstjarenurenregeling.

Oordeel

De kantonrechter overweegt dat uit de overgelegde bescheiden is af te leiden dat werknemers per 1 januari 2010 ervoor hebben gekozen (die mogelijkheid werd ook door CBRE geboden) om een aantal secundaire arbeidsvoorwaarden zoals deze bestonden bij X, te handhaven. Zij hebben daartoe individueel een keuzeformulier ondertekend, waarin dit wordt bevestigd. Een kenmerk van de gedane keuze was dat de keuze voor de pensioenmodaliteit (Zwitserleven) was gekoppeld aan de keuze voor handhaving van de dienstjarenurenregeling. De kantonrechter is van oordeel dat deze specifieke arbeidsvoorwaarden daarmee onderdeel zijn gebleven van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Zwitserleven heeft per 1 januari 2017 de bestaande pensioenregeling voor ex-werknemers van X, onder wie werknemers, stop gezet. Dat is voor CBRE aanleiding geweest werknemers voor te stellen over te stappen naar de CBRE-pensioenregeling. Werknemers hebben zich daartegen – uiteindelijk – niet verzet. Zij hebben echter niet ingestemd met de daaraan gekoppelde voorwaarde dat de dienstjarenurenregeling ook zou vervallen. De kantonrechter is van oordeel dat een dergelijke wijziging van arbeidsvoorwaarden dient te voldoen aan de voorwaarden die de Hoge Raad in het Stoof/Mammoet-arrest heeft ontwikkeld. CBRE werd, net als werknemers, geconfronteerd met de omstandigheid dat Zwitserleven de bestaande pensioenregeling voor ex-werknemers van X beëindigde. De pensioentoezegging aan werknemers is vervolgens ondergebracht bij een andere aanbieder. Bij de per 1 januari 2010 gemaakte afspraak met betrekking tot het handhaven van de pensioenregeling bij Zwitserleven en het van toepassing blijven van de dienstjarenurenregeling was sprake van een packagedeal. Nu per 1 januari 2017 alsnog de CBRE-pensioenregeling voor werknemers van toepassing werd, kan dan ook niet worden gezegd dat het voorstel van CBRE om de dienstjarenurenregeling te laten vervallen onredelijk is. Ook de inhoud van het voorstel van CBRE is redelijk te achten. Aan de derde voorwaarde (kan in redelijkheid aanvaarding van het voorstel van werknemers worden gevergd?), is naar het oordeel van de kantonrechter niet voldaan. Werknemers zien deze beloning in natura als een groot voordeel dat zij niet graag willen prijsgeven. Werknemers hebben er daarnaast terecht op gewezen dat er uitvoeringstechnisch geen grote bezwaren zijn aan te wijzen tegen handhaving voor de voor hen bestaande afspraken voor extra verlofdagen. Ook inhoudelijk gaan hiermee de arbeidsvoorwaarden van werknemers van CBRE niet ingrijpend verschillen.