werkgeefster/werknemer

Feiten

Werknemer is met ingang van 1 juni 2017 bij werkgeefster in dienst getreden als commercieel directeur. In juni 2018 bleken de commerciële resultaten fors tegen te vallen. Op 15 oktober 2018 is aan werknemer te kennen gegeven dat het vertrouwen in hem onvoldoende is en dat werkgeefster wil praten over oplossingen, waaronder het aangaan van een gesprek over het einde van het dienstverband. Werknemer heeft zich hierna ziek gemeld. Daaropvolgende gesprekken alsmede een mediationtraject bleven zonder resultaat. Werkgeefster verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden, onder meer vanwege een verstoorde arbeidsverhouding.

Oordeel

Opzegverbod bij ziekte

De kantonrechter oordeelt dat het opzegverbod niet in de weg staat aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Werknemer heeft op 12 juli 2018 plotseling een dotterbehandeling ondergaan. Werknemer is echter niet ziek gemeld in de periode tussen 12 juli 2018 en 15 oktober 2018 en vast staat dat hij vrij snel na 12 juli 2018 zijn werk weer heeft hervat. Uit berichten van de bedrijfsarts ten tijde van het indienen van het verzoekschrift, en daarna, blijkt dat er geen sprake (meer) is van arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Er was nog slechts sprake van situatieve arbeidsongeschiktheid.

Verstoorde arbeidsverhouding

De kantonrechter is ervan overtuigd dat inmiddels sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Die arbeidsverhouding is verstoord geraakt na het gesprek op 15 oktober 2018. Werknemer verwijt werkgeefster onder meer dat zij ten onrechte is blijven aansturen op ontbinding van de arbeidsovereenkomst ondanks het opzegverbod en het ontbreken van een voldragen grond en werkgeefster verwijt werknemer kort gezegd gedragingen na 15 oktober 2018 die een directeur onwaardig zijn. Vast staat dat mediation de verstoring niet heeft kunnen oplossen. Werkgeefster heeft voldoende aangetoond dat het vertrouwen in werknemer weg is en een goede samenwerking in de toekomst niet reëel meer is. Ontbinding op de g-grond volgt.

Ernstig verwijtbaar handelen werknemer

De kantonrechter is met werkgeefster van oordeel dat werknemer na het gesprek op 15 oktober 2018 ernstig verwijtbaar heeft gehandeld in het buitengerechtelijke en gerechtelijke traject. Werknemer overlegt selectief delen van berichten of verwijdert delen van berichten daar waar volledige openheid van zaken voor de hand ligt. Hij zet daardoor werkgeefster (en de kantonrechter) op het verkeerde been. De gemachtigde van werknemer heeft onder meer op de mondelinge behandeling een bericht van de bedrijfsarts deels voorgelezen en slechts de woorden ‘ongeschikt voor bedongen werk’ laten vallen, daarmee implicerend dat werknemer wel degelijk arbeidsongeschikt is verklaard. Tot verbazing van werkgeefster (en de kantonrechter) bleek, nadat het bericht van de bedrijfsarts alsnog als akte in het geding was gebracht, dat het bericht luidde ‘ongeschikt voor bedongen werk omdat er geen vertrouwensbasis is, m.i. passend werk elders zou moeten kunnen’. Hiermee heeft werknemer in strijd met artikel 21 Rv gehandeld door feiten niet volledig en naar waarheid aan te voeren. Als werknemer het bericht volledig had voorgelezen had de kantonrechter de zaak niet aangehouden, waarbij bedacht moet worden dat werknemer gedurende de procedure zijn salaris doorbetaald krijgt (€ 12.500 per maand) en het dienstverband door de aanhouding van de procedure langer dan twee jaar heeft geduurd en werknemer daardoor recht zou hebben op een transitievergoeding. Deze gedragingen hebben mede geleid tot de thans verstoorde arbeidsverhouding en zitten werkgeefster – begrijpelijk – dwars. Een en ander levert ernstig verwijtbaar handelen op. De arbeidsovereenkomst wordt dan ook ontbonden zonder opzegtermijn en zonder toekenning van een vergoeding.