Naar boven ↑

Rechtspraak

Amborio B.V./werknemer
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 5 maart 2019
ECLI:NL:GHAMS:2019:768

Amborio B.V./werknemer

Geschil over duiding rechtsverhouding na afloop stage. Hof is van oordeel dat sprake is van een arbeidsovereenkomst die tot stand is gekomen, door getuigenverklaring en de hoogte van bedragen die werknemer heeft ontvangen. Vordering tot betaling van (achterstallig) salaris is toegewezen.

Feiten

Van 30 september 2014 tot en met 28 februari 2015 heeft X in het kader van zijn opleiding aan de Hogeschool Inholland te Diemen stage gelopen bij Amborio B.V. (hierna: ‘Amborio’). Tijdens de stageperiode is X ingezet bij het opstarten van de zogenoemde coöperatie Start-up Campus (verder: ‘de coöperatie’), een samenwerking tussen Inholland en Amborio. X heeft in eerste aanleg gevorderd dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de rechtsverhouding tussen partijen kwalificeert als een arbeidsovereenkomst en Amborio veroordeelt tot betaling aan X van het achterstallig salaris. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de door X gestelde arbeidsovereenkomst tussen partijen is komen vast te staan. De vorderingen van X zijn, met uitzondering van de door hem gevorderde verklaring voor recht, toegewezen. Amborio is veroordeeld in de proceskosten. Tegen deze uitspraak keert Amborio zich in hoger beroep.

Oordeel

Tijdens zijn stageperiode bij Amborio heeft X onder meer ten behoeve van de start van de coöperatie werkzaamheden verricht. X heeft aangevoerd dat hij ook ná februari 2015, dus na afloop van de overeengekomen stageperiode, werkzaamheden met betrekking tot de coöperatie heeft verricht. Gelet op de verschillende door X overgelegde stukken ter onderbouwing van die stelling en de onvoldoende gemotiveerde betwisting door Amborio hiervan is dat komen vast te staan. Op 13 maart 2015 is een bedrag van € 797,78 en op 19 mei 2015 een bedrag van € 800 aan X overgeboekt. Anders dan tijdens de stageperiode van X, waarbij bedragen door de coöperatie aan X zijn overgemaakt, zijn deze betalingen afkomstig van een bankrekening van Amborio. Amborio heeft hiervoor geen steekhoudende verklaring gegeven. Verder is onduidelijk gebleven op basis waarvan Amborio deze bedragen aan X heeft betaald. De stelling dat het onkostenvergoedingen zou betreffen, is niet aannemelijk. De in maart en mei 2015 door Amborio betaalde bedragen wijken in grote mate af van de bedragen die tijdens de stageperiode aan X zijn betaald, bedragen van om en nabij € 200, welke bedragen volgens Amborio eveneens onkostenvergoedingen betroffen. Amborio heeft hiermee nagelaten de aard van de door haar aan X gedane betalingen na afloop van diens stageperiode nader te onderbouwen, hetgeen gelet op de gemotiveerde stellingen van X wel van haar kon worden verwacht. Dat de betaling van 19 mei 2015 is gedaan onder de omschrijving ‘Onkostenvergoeding’ is niet doorslaggevend, temeer nu de betaling van 13 maart 2015 is gedaan onder de omschrijving ‘Salaris’. Ook de e-mail van 6 mei 2015 van de administratief medewerker van Amborio waarin X wordt verzocht gegevens te verstrekken voor het opstellen van een arbeidsovereenkomst vraagt om een nadere uitleg van Amborio, die – ook in hoger beroep – is uitgebleven. De enkele stelling dat dat binnen Amborio de praktijk is, is onvoldoende. Het hof heeft voorts geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van C, die de stelling van X dat hij per 1 maart 2015 bij Amborio in dienst is getreden voor drie dagen in de week ondersteunt. Ten slotte is de stelling van Amborio dat wellicht tussen X en de coöperatie een arbeidsovereenkomst is gesloten ongeloofwaardig. Aangezien Amborio deelnemer is in de coöperatie ligt het voor de hand dat zij wetenschap moet hebben of dat al dan niet het geval is geweest. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat X vanaf 1 maart 2015 voor de duur van een jaar voor 24 uur per week in dienst is getreden van Amborio tegen een salaris van € 800 netto per maand. Het bewijsaanbod van Amborio wordt gepasseerd. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.