Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 15 augustus 2019
ECLI:NL:GHSHE:2019:3041

werknemer/werkgeefster

De vereiste samenhang in de zin van artikel 223 lid 2 Rv tussen het verzoek tot opheffing van het beslag en de hoofdvordering in de hoofdzaak in hoger beroep ontbreekt. Werknemer wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Het verzoek tot verschaffing van toegang tot de e-mailbox is onvoldoende gespecificeerd en wordt afgewezen.

Feiten

Werknemer is op 1 februari 2012 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij werkgeefster. Werknemer is op 27 augustus 2018 op staande voet ontslagen, hetgeen de volgende dag per brief is bevestigd. Beide partijen zijn vervolgens een procedure bij de kantonrechter begonnen. De verzoeken van werknemer zijn afgewezen. Het verzoek van werkgeefster tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging is toegewezen. Op 26 februari 2019 heeft werkgeefster conservatoir derdenbeslag gelegd op de bankrekeningen van werknemer. Werknemer heeft tegen de beschikkingen van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Werknemer heeft twee incidentele verzoeken gedaan, kort gezegd (1) het door werkgeefster gelegde beslag opheffen en (2) werkgeefster te gebieden werknemer toegang tot dan wel een kopie van zijn e-mailbox bij werkgeefster te verschaffen.

Oordeel

Ten aanzien van het verzoek tot opheffing van het beslag oordeelt het hof dat werknemer niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek. De vereiste samenhang in de zin van artikel 223 lid 2 Rv tussen het verzoek ex artikel 223 Rv tot opheffing van het beslag en de hoofdvordering in de hoofdzaak in hoger beroep ontbreekt. De hoofdprocedure waarbij de verschuldigdheid van de boetes onderwerp van geschil is, is aanhangig bij de rechtbank, terwijl werknemer in de door hem bij dit hof aanhangig gemaakte hoger beroepsprocedure over het ontslag op staande voet bij wege van incident om voormelde voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv tot opheffing van het beslag verzoekt. Met betrekking tot toegang tot de e-mailbox heeft werknemer niet gesteld op welke rechtsgrond werkgeefster is gehouden om hem toegang te verschaffen dan wel een kopie te verstrekken. Het hof zal het verzoek beoordelen op grond van artikel 843a Rv. De partij die op grond van deze bepaling informatie verlangt, dient de inhoud van de gevraagde gegevens zodanig concreet te omschrijven dat duidelijk is waarop wordt gedoeld en dat getoetst kan worden of die partij een rechtmatig belang bij inzage heeft. Tegen die achtergrond is het hof van oordeel dat het verzoek tot verschaffing van toegang tot dan wel een kopie van ‘de e-mailbox’ onvoldoende gespecificeerd is om als ‘bepaalde bescheiden’ in de zin van artikel 843a Rv gekwalificeerd te worden. Het verzoek wordt afgewezen.