Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 16 april 2019
ECLI:NL:RBROT:2019:6573
werknemer/RET Bus B.V.
Feiten
Werknemer is op 1 mei 1990 bij RET Bus B.V. (hierna: RET) in dienst getreden, laatstelijk in de functie van autobuschauffeur op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Partijen zijn, nadat werknemer op 31 juli 2018 aangaf hiertoe bereid te zijn, in onderhandeling getreden over een beëindigingsovereenkomst. Op 9 augustus 2018 heeft een medewerker van RET werknemer een gespreksverslag gemaild met daaraan gehecht een conceptbeëindigingsovereenkomst, waarin (in de considerans) staat vermeld 'dat partijen hierop in onderhandeling zijn getreden en op 9 augustus 2018 zijn overeengekomen dat het dienstverband tussen partijen onder onderstaande voorwaarden zal worden beëindigd; (...)', en waarin een vervolgafspraak is gemaakt om te tekenen op 16 augustus 2018. Op deze e-mail heeft werknemer niet gereageerd. Op die datum deelt RET mee werknemer 'een allerlaatste kans' te bieden. In een navolgende afspraak op 22 augustus 2018 heeft RET werknemer medegedeeld dat een beëindigingsovereenkomst niet meer aan de orde is. Werknemer verzoekt voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen met wederzijds goedvinden per 1 oktober 2018 is beëindigd.
Oordeel
Uit de e-mail van 9 augustus 2018 en de considerans van de conceptbeëindigingsovereenkomst kan worden afgeleid dat een beëindigingsovereenkomst tot stand is gekomen conform het concept zoals dat aan werknemer is gestuurd. Vastgesteld kan worden dat er in feite geen sprake was van een concept, maar van een eindstuk dat op 16 augustus 2018 getekend zou worden. Dat werknemer niet meer op de e-mail van 9 augustus 2018 heeft gereageerd, is evenmin relevant nu er voor werknemer geen aanleiding was om te reageren omdat er sprake was van een correcte vastlegging van de gemaakte afspraken en omdat afgesproken was dat er op 16 augustus 2018 zou worden getekend. Bovendien is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:670b BW, nu de mondelinge afspraak door RET bij e-mail van 9 augustus 2018 op papier is gezet. Dat partijen die overeenkomst niet hebben getekend, doet daar niet aan af. Het voorschrift uit artikel 7:670b BW strekt bovendien ter bescherming van de belangen van de werknemer en niet van de werkgever. De kantonrechter verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en RET per 1 oktober 2018 met wederzijds goedvinden is beëindigd.