Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 27 augustus 2019
ECLI:NL:RBOVE:2019:3137
werknemer /YER Nederland B.V.
Feiten
Werknemer is per 1 januari 2017 als consultant in dienst getreden van Yer Nederland B.V. (hierna: Yer). Het betreft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In de arbeidsovereenkomst is een non-concurrentiebeding opgenomen dat als volgt luidt: 'Het is werknemer verboden binnen een tijdvak van twaalf maanden na het einde van het dienstverband dezelfde of soortgelijke werkzaamheden te gaan verrichten als die welke werknemer in dienst van Yer verrichtte, ongeacht in welke hoedanigheid.' Werknemer wil samen met A als zelfstandig ondernemer aan de slag gaan. Hij is in februari 2019 in contact gekomen met A, oprichter en directeur van Kracht Werkt B.V. en Kracht Ergotherapie B.V. Zij willen zich onder de vlag van een nieuwe vennootschap gaan focussen op de detacheringsbranche. In die branche is Yer echter ook actief. Werknemer loopt helemaal warm voor het idee van A, maar begrijpt dat het non-concurrentiebeding hem daarbij in de weg zit. Overleg met Yer over een inperking van het beding, waartoe Yer in beginsel wel bereid is, heeft niet tot een voor hem bevredigende uitkomst geleid. Yer wil namelijk niet dat werknemer na zijn ontslagneming werkzaam zal zijn binnen het aandachtsgebied public in de drie noordelijke provincies (Groningen, Friesland en Drenthe) en in de provincies Overijssel, Gelderland en Flevoland. Voor het overige staat het hem vrij aan de slag te gaan. Werknemer vindt dit niet redelijk, omdat hij bij aanvaarding van het voorstel van Yer in slechts zes van de twaalf provincies actief kan zijn. Hij is bereid geen concurrerende activiteiten te ondernemen binnen zijn huidige aandachtsgebied sociaal domein in de provincie Overijssel en een deel van de provincie Gelderland. Hij vordert in kort geding een zodanige schorsing van het non-concurrentiebeding dat het hem zal zijn toegestaan, na de beëindiging van zijn dienstverband, dezelfde of soortgelijke werkzaamheden voor zijn eigen onderneming te verrichten op de aandachtsgebieden ruimtelijke ordening en zorg in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Flevoland en het deel van Gelderland waar hij niet werkzaam is geweest voor Yer.
Oordeel
De kantonrechter stelt vast dat partijen over een aantal relevante feiten en omstandigheden van mening verschillen. Werknemer stelt dat hij uitsluitend ten behoeve van het sociaal domein in de provincie Overijssel en (een deel van) de provincie Gelderland werkzaam is, en dat Yer op de gebieden ruimtelijke ordening en zorg niet actief is in de drie noordelijke provincies en de provincies Overijssel en Gelderland. Yer voert echter aan dat werknemer de drie noordelijke provincies en de provincies Overijssel en Gelderland bedient, dat de vestigingen Zwolle en Groningen ten aanzien van het sociaal domein samenwerken, en dat werknemer ook in de noordelijke provincies zijn contacten heeft, en dat niet alleen binnen het sociaal domein maar ook binnen de sector public, waaronder ook ruimtelijke ordening en zorg vallen. Dat ruimtelijke ordening ook onder public valt, heeft Yer onderbouwd. Wat betreft het sociaal domein waarvoor werknemer werkt, wordt volgens Yer nauw samengewerkt met de vestiging te Groningen, wat werknemer op zijn beurt bestrijdt. Bij de beoordeling van de vordering van werknemer is belangrijk dat met een voldoende mate van zekerheid vaststaat op welke aandachtsgebieden en binnen welke provincies werknemer voor Yer werkzaam is. Dat is nu onduidelijk. Bij die beoordeling is ook van belang dat de gemeenten waarmee werknemer contacten onderhoudt volgens Yer vaak maar één loket hebben voor detacheringsopdrachten, welke stelling werknemer heeft bestreden. Yer is bevreesd dat werknemer haar met gebruikmaking van zijn, door middel van zijn dienstverband opgebouwde, netwerk zal beconcurreren, ook als hij zich zou beperken tot ruimtelijke ordening en zorg in de door werknemer voorgestelde vijf provincies. Die vrees kan niet met voldoende zekerheid als onterecht worden bestempeld. Gegeven het debat tussen partijen is een nader feitenonderzoek noodzakelijk. Het debat maakt dat nu onvoldoende aannemelijk is dat een bodemprocedure in het voordeel van werknemer zal uitvallen. De kantonrechter acht ook van belang dat het initiatief in dezen bij werknemer ligt. Wat Yer betreft, kan werknemer bij haar blijven werken. Tot slot is van belang dat Yer bereid is de werking van het non-concurrentiebeding te beperken, zodat werknemer niet volledig de mogelijkheid wordt ontnomen als zelfstandig ondernemer aan de slag te gaan.