Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 3 september 2019
ECLI:NL:GHSHE:2019:3272
werknemer/Stichting Katholiek Ondernemersonderwijs, h.o.d.n. Scholengemeenschap De Rooi Pannen
Feiten
Werknemer is op 20 augustus 1984 bij De Rooi Pannen in dienst getreden. Sinds 1995 is hij werkzaam in de functie van adjunct-directeur/coördinerend docent, vanaf 2003 op de afdeling Horeca. Op de arbeidsovereenkomst is de cao MBO van toepassing. In een gesprek op 4 april 2017 is werknemer door de directeur op non-actief gesteld. Werknemer heeft zich vervolgens ziek gemeld. De op non-actiefstelling is door de voorzitter van het college van bestuur bevestigd en werknemer is uitgenodigd voor een gesprek met de directeur en de voorzitter. Dat gesprek heeft plaatsgevonden op 19 april 2017. Daarin is gezegd dat er binnen het managementteam van de afdeling Horeca een vertrouwensbreuk was ontstaan waardoor werknemer zijn eigen functie niet meer mocht uitoefenen. Voor werknemer zal gezocht worden naar een docentenfunctie binnen De Rooi Pannen en zijn salaris zal vanaf het moment dat een functie beschikbaar is, worden aangepast. Werknemer heeft per brief laten weten zich beschikbaar te houden met behoud van salaris. Begin 2018 heeft De Rooi Pannen onregelmatigheden in de administratie van leerlingenhandtekeningen ontdekt. De Rooi Pannen houdt werknemer hiervoor (mede)aansprakelijk. De Rooi Pannen heeft de kantonrechter (in een andere procedure) verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen. In eerste aanleg heeft werknemer onder meer achterstallig loon en emolumenten en wedertewerkstelling gevorderd en De Rooi Pannen heeft veroordeling van werknemer gevorderd tot hervatting van zijn werkzaamheden in de functie van docent. De kantonrechter heeft de loonvorderingen van werknemer toegewezen, maar de vordering tot wedertewerkstelling afgewezen.
Oordeel
De grieven van werknemer richten zich tegen de afwijzing van de vordering tot wedertewerkstelling en de rectificatie. De overige vorderingen liggen niet ter beoordeling. Het hof stelt voorop dat de rechter die in kort geding moet beslissen op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de bodemrechter reeds een vonnis in de hoofdzaak heeft gewezen, in beginsel zijn vonnis dient af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit beginsel, hetgeen het geval zal kunnen zijn indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dat vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht, alsook indien sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter ingeval hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, tot een andere beslissing zou zijn gekomen. Nadat de kantonrechter op 30 augustus 2018 in kort geding vonnis heeft gewezen is op 7 maart 2019 beslist op een door De Rooi Pannen ingediend verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst (hierna: de bodemzaak). Het verzoek van De Rooi Pannen tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is, kort gezegd, afgewezen, zodat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog voortduurt. De Rooi Pannen heeft aangegeven in hoger beroep te gaan, maar het hof beschikt niet over een uitspraak in dit hoger beroep. De afstemmingsregel geldt echter ook indien de uitspraak nog niet in kracht van gewijsde is gegaan. Alvorens te oordelen over de vordering tot wedertewerkstelling acht het hof het van belang om met partijen te overleggen over de gevolgen van de uitspraak in de bodemzaak voor deze vordering in kort geding. Het hof overweegt reeds dat de toewijsbaarheid van de vordering moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 7:611 BW. Werknemer mag ter comparitie een akte nemen waarin hij aangeeft wat de consequenties zijn van het vonnis en de stand van zaken in de bodemprocedure voor zijn vordering tot wedertewerkstelling.