Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 10 september 2019
ECLI:NL:GHAMS:2019:3347
werkneemster/Deloitte Accountants B.V.
Feiten
Werkneemster is op 5 oktober 1999 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Deloitte Accountants B.V. (hierna: ‘Deloitte’). Zij was laatstelijk (mei 2018) werkzaam in de functie van Managing Director Global Finance en EMEA Controller. Werkneemster heeft na 31 mei 2018 niet meer voor Deloitte gewerkt nadat Deloitte zich op het standpunt stelde dat de arbeidsovereenkomst met ingang van die datum van rechtswege is geëindigd in verband met het bereiken door werkneemster van de AOW-gerechtigde leeftijd op 17 mei 2018. Werkneemster werkt inmiddels voor Deloitte Malta. Werkneemster heeft in eerste aanleg gevorderd Deloitte op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen om haar toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden met doorbetaling van salaris en emolumenten vanaf 1 juni 2018. De kantonrechter heeft de vorderingen van werkneemster afgewezen. Tegen dit oordeel keert werkneemster zich in hoger beroep.
Oordeel
Het geschil tussen partijen betreft in de eerste plaats de vraag of partijen zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege zou eindigen op de laatste dag van de maand waarin werkneemster de AOW-gerechtigde leeftijd bereikte, 31 mei 2018 (standpunt Deloitte), of dat deze op 31 mei 2020 van rechtswege eindigt nadat werkneemster in mei 2020 de 68-jarige leeftijd zal hebben bereikt (standpunt werkneemster). In de arbeidsovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat deze eindigt 'op de eerste van de kalendermaand samenvallend met of volgend op de datum waarop de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt'. De vraag wat onder 'de pensioengerechtigde' leeftijd moet worden verstaan kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Anders dan de kantonrechter is het hof voorshands van oordeel dat met 'pensioengerechtigde leeftijd' in de arbeidsovereenkomst de pensioenleeftijd in het pensioenreglement en niet de AOW-gerechtigde leeftijd is bedoeld. In het pensioenreglement van april 2013 wordt de pensioeningangsdatum gedefinieerd als 'de datum waarop het pensioen in gaat' en de pensioenrichtdatum als 'de eerste dag van de kalendermaand waarin de (gewezen) Deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt'. Partijen zijn het er blijkens hun stellingen over eens dat de pensioenleeftijd na 2003 is opgeschoven en dat op grond van het pensioenreglement de pensioengerechtigde leeftijd in 2013 65 jaar was. Dat leidt tot de conclusie dat onder de pensioengerechtigde leeftijd in de arbeidsovereenkomst de pensioenrichtleeftijd in het pensioenreglement moet worden verstaan. Uit de brief aan werkneemster van 23 maart 2018 volgt dat de pensioenrichtleeftijd met ingang van 1 januari 2018 is verhoogd van 67 naar 68 jaar. Werkneemster heeft zich dus op goede gronden op het standpunt gesteld dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen eerst met ingang van 1 juni 2020 van rechtswege eindigt, zoals voorzien in artikel 3.2 van de arbeidsovereenkomst. Dat die verhoging betekent dat alle werknemers van Deloitte, dus ook als zij op 1 januari 2018 nog maar kort te gaan hadden tot hun 67ste verjaardag, van het ene op het andere moment nog een jaar langer in dienst zouden mogen blijven, is op zichzelf juist. Deloitte heeft er echter zelf voor gekozen de wijziging van de pensioenrichtleeftijd zo kort voor de ingangsdatum daarvan door te voeren en werknemers hadden en behielden het recht eerder op te houden met werken. De vordering van werkneemster tot doorbetaling van loon zal alsnog worden toegewezen. De vordering tot tewerkstelling zal worden afgewezen, nu werkneemster haar belang bij die vordering, mede in het licht van het feit dat zij elders werkt, niet heeft onderbouwd.