Naar boven ↑

Rechtspraak

SV Werkt B.V./werknemer
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 29 augustus 2019
ECLI:NL:RBROT:2019:7136

SV Werkt B.V./werknemer

Voortzetting van de arbeidsovereenkomst omdat SV Werkt geen duidelijkheid schiep over het einde van de arbeidsovereenkomst en werknemer weer op het werk is verschenen en daar heeft gewerkt.

Feiten

SV Werkt is een uitzendonderneming. Werknemer is op 17 september 2018 voor de duur van zeven maanden bij SV Werkt in dienst getreden in de functie van Klant Manager Werk Jongeren op basis van een detacheringsovereenkomst. Artikel 2 van de arbeidsovereenkomst bepaalt dat deze van rechtswege eindigt op 17 april 2019. De overeenkomst bevat de mogelijkheid van tussentijdse opzegging. Op 16 april 2019 hebben partijen een gesprek gehad over eventuele verlenging van de arbeidsrelatie. Op 18 april 2019 heeft werknemer zich ziek gemeld. Op 19 april 2019 heeft SV Werkt aan werknemer een brief gezonden waarin staat dat de arbeidsovereenkomst wordt verlengd voor de duur van 2,5 maand en van rechtswege zal eindigen op 1 juli 2019. Werknemer heeft laten weten niet akkoord te gaan. SV Werkt verzoekt om te verklaren voor recht dat de arbeidsrelatie tussen partijen is geëindigd op 17 april 2019 en dat per of na 18 april 2019 niet opnieuw een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen is.

Oordeel

Partijen zijn het oneens over de vraag wanneer de arbeidsovereenkomst is geëindigd, c.q. zal eindigen. SV Werkt huldigt het standpunt dat de arbeidsovereenkomst al is geëindigd omdat de bepaalde tijd is verstreken en partijen het kort daarna niet over de voorwaarden van verlenging eens konden worden. Werknemer daarentegen voert aan dat niet tijdig is aangezegd en dat dus, op grond van artikel 7:668 lid 4 BW, de overeenkomst geacht moet worden voor dezelfde tijd op de vroegere voorwaarden door te lopen. De maatstaf in onderhavige situatie moet gevonden worden in artikel 7:668 lid 4 sub a BW. Vastgesteld is dat SV Werkt de aanzegverplichting niet is nagekomen. Bezien moet daarnaast worden of de overeenkomst na 17 april 2019 is voortgezet. Daarbij is in elk geval van belang dat partijen op 16 april 2019 een gesprek hebben gehad over eventuele verlenging. Tussen partijen staat wel vast dat SV Werkt tot verlenging wilde overgaan, maar dat de duur van de verlenging nog niet bekend was op dat moment. SV Werkt zou daar na overleg met Werkplein op terugkomen. SV Werkt stelt daarbij dat op 16 april 2019 wél gesproken is over een eindtermijn van 1 juli of 1 augustus 2019. Volgens werknemer is er echter toen geen termijn genoemd. Gelet op de hier relevante maatstaf gaat het er niet om of de arbeidsovereenkomst al dan niet zonder tegenspraak is voortgezet, maar of de arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de bepaalde tijd is voortgezet. Vast staat dat werknemer op 23 april 2019 zijn werkzaamheden (na ziekte) weer heeft opgepakt, hij vervolgens op die dag door SV Werkt is opgeroepen voor een gesprek de dag daarop, en dat SV Werkt hem in dat laatste gesprek van 24 april 2019 heeft laten weten dat hij niet meer mocht werken. Beoordeeld moet worden of dit als 'voortzetting van de arbeidsovereenkomst' moet worden beschouwd. Van belang is daarbij de omstandigheid dat op 17 april 2019 de arbeidsovereenkomst van rechtswege was geëindigd. Partijen waren toen nog in onderhandeling over een nieuw contract. Vervolgens heeft SV Werkt op 19 april 2019 een nieuwe arbeidsovereenkomst aangeboden met een duur van 2,5 maand, die zou aflopen op 1 juli 2019. Werknemer is echter nooit met die overeenkomst akkoord gegaan. Bij het gesprek van 16 april 2019 over de eventuele verlenging was blijkbaar niet duidelijk besproken dat werknemer niet mocht werken na 17 april 2019. Nu SV Werkt op 16 april 2019 geen duidelijkheid heeft geboden over de vraag of werknemer wel of niet mocht werken na 17 april 2019, maar dit juist in het midden heeft gelaten, komt dit voor haar rekening en risico als werkgever. De conclusie is dat de arbeidsovereenkomst na 17 april 2019 is voortgezet, omdat SV Werkt geen duidelijkheid schiep en werknemer weer op het werk verscheen en daar ook gewerkt heeft op 23 april 2019. Gelet op het bovenstaande zal de door SV Werkt verzochte verklaring voor recht worden afgewezen.