Naar boven ↑

Rechtspraak

verzoeker/Vereniging X
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 11 september 2019
ECLI:NL:GHARL:2019:7938

verzoeker/Vereniging X

De inhoud en de uitvoering van de dirigentenovereenkomst wijzen op een overeenkomst van opdracht. Dat de heer X wel vakantiegeld ontving, maakt dat niet anders.

Feiten

De heer X en Vereniging X hebben een dirigentenovereenkomst gesloten die is ingegaan op 1 januari 1999. Op basis daarvan heeft de heer X diensten verricht, bestaande uit het leiden van de wekelijkse repetities en de uitvoeringen en/of andere optredens. Tijdens de algemene ledenvergadering is bepaald dat de heer X recht heeft op vakantiegeld. Vanaf 1 januari 2009 heeft de heer X ook de taak van pianist op zich genomen. De heer X heeft aan Vereniging X kenbaar gemaakt dat de overeenkomst kwalificeert als een arbeidsovereenkomst. Vereniging X heeft de dirigentenovereenkomst met inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn opgezegd tegen 14 december 2018. De heer X heeft in eerste aanleg verzocht de opzegging te vernietigen en voor recht te verklaren dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De kantonrechter heeft de overeenkomst gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht en geoordeeld dat deze rechtsgeldig is geƫindigd door de opzegging. De heer X komt op tegen het oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Oordeel

Het hof overweegt dat sprake is van een overeenkomst van opdracht. De heer X is bewust bezig geweest met de totstandkoming van de dirigentenovereenkomst en was op de hoogte van het onderscheid tussen een arbeidsovereenkomst en een overeenkomst van opdracht. Hoewel hij erop had gehoopt in de toekomst een arbeidsovereenkomst te krijgen, is het nooit zo ver gekomen. Partijen hadden bij het sluiten van de dirigentenovereenkomst niet voor ogen dat zij daarmee met elkaar een arbeidsovereenkomst aangingen. Wat de uitvoering betreft, had de heer X een grote mate van artistieke vrijheid. Dat er op andere wijze een gezagsverhouding bestond, is niet gebleken. Dat het tijdstip van de repetities door Vereniging X werden bepaald, doet onvoldoende aan het ontbreken van een gezagsverhouding af. Verder staat vast dat de heer X een nette vergoeding ontving. Daarop zijn geen heffingen of premies ingehouden. De heer X heeft geen loonstroken ontvangen en er was geen afspraak over vakantiedagen. Dit alles duidt op een overeenkomst van opdracht. Hoewel het krijgen van vakantiegeld wel past bij een arbeidsovereenkomst, is dit gelet op de andere genoemde aspecten die het element loon vormen onvoldoende om daarvan uit te gaan. Het invoeren van vakantiegeld in 2007 is dan ook geen omslagpunt om vanaf dat moment van een arbeidsovereenkomst uit te gaan. Ook het feit dat in de overeenkomst was opgenomen dat vervanging alleen mogelijk was op initiatief van Vereniging X en na overleg met de heer X en waarbij de extra kosten voor vervangen voor rekening van de heer X kwamen, wijst meer in de richting van een overeenkomst van opdracht. Het incidenteel hoger beroep tot terugbetaling van het betaalde vakantiegeld, wordt afgewezen. Vereniging X heeft de vordering van de heer X tot betaling van het vakantiegeld onvoldoende gemotiveerd betwist.