Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 15 oktober 2019
ECLI:NL:GHSHE:2019:3784

werknemer/werkgever

Werkgever heeft nagelaten instructies over valbescherming te geven en is daardoor aansprakelijk voor bedrijfsongeval van werknemer die zonder valbescherming op aanzienlijke hoogte (3,7 m) van ladder valt tijdens reparatiewerkzaamheden aan touringcar werkgever.

Feiten

Werknemer is sinds 18 september 1998 in dienst van werkgever als touringcarchauffeur. Op verzoek van werkgever is werknemer, die van oorsprong onderhoudsmonteur is, vanaf 2010 ook onderhoudswerkzaamheden gaan uitvoeren. Op donderdag 10 december 2015 was werknemer op het terrein vóór de werkplaats van werkgever bezig met onderhoudswerkzaamheden aan de airconditioning van een touringcar. Deze werkzaamheden vonden plaats op het dak van de touringcar op 3,7 meter hoogte. Om op dat dak te komen heeft werknemer een driedelige uitschuifbare ladder, die door werkgever ter beschikking werd gesteld, tegen de zijkant van de touringcar gezet. Bij het afdalen van deze ladder is werknemer ten val gekomen. Bij het ongeval waren geen getuigen aanwezig. Door de val heeft werknemer de hak van zijn voet gebroken en hij is daaraan geopereerd. Werknemer heeft tegenover de arbeidsinspectie verklaard niet te weten waardoor hij van zijn ladder viel. De arbeidsinspectie heeft het onderzoek gesloten en verklaard dat het ongeval is aan te merken als een ongelukkige samenloop van omstandigheden, hetgeen in alle redelijkheid niet door de werkgever voorkomen had kunnen worden. In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat werkgever de op hem rustende zorgplicht ex artikel 7:658 BW niet heeft geschonden en geoordeeld dat sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden die in alle redelijkheid niet door werkgever voorkomen had kunnen worden. Partijen twisten in hoger beroep over de vraag of werkgever aansprakelijk is voor het werknemer overkomen bedrijfsongeval.

Conclusie

In deze zaak staat vast dat werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor werkgever; werknemer diende de werking van de airconditioning van de touringcar te onderzoeken. Verder staat vast dat geen sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van werknemer. Naar het oordeel van het hof staat de toedracht van het ongeval in voldoende mate vast, namelijk dat werknemer bij het afdalen van de uitschuifladder, die tegen de touringcar stond, naar beneden is gevallen en daarbij letsel aan de hak van zijn voet heeft opgelopen. Het hof is van oordeel dat in het midden kan blijven of sprake was van een gebrekkige ladder, aangezien werkgever in het kader van zijn zorgplicht aan werknemer (veiligheids)instructies had dienen te geven, in elk geval met betrekking tot het gebruik van de takelinstallatie met valbescherming (tuigje), waarvan hij stelt dat die aanwezig was. Het enkel aanwezig hebben van een takelinstallatie zonder de bijbehorende instructie aan werknemer om, en hoe, deze te gebruiken bij het werken op hoogte, is volstrekt onvoldoende om te concluderen dat werkgever aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Een onderzoek door de arbeidsinspectie is overigens niet gericht op het geven van een civielrechtelijk oordeel over de aansprakelijkheid van de werkgever op de voet van artikel 7:658 BW. Uit het voorgaande volgt dat het standpunt van werkgever en het oordeel van de kantonrechter dat sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, die niet door werkgever voorkomen had kunnen worden, en dat dat leidt tot de conclusie dat werkgever zijn zorgplicht niet heeft geschonden, onjuist is. Het hof vernietigt de uitspraak van de kantonrechter en verklaart voor recht dat werkgever aansprakelijk is voor het aan werknemer overkomen bedrijfsongeval.