Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stichting Humanitas
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 4 september 2019
ECLI:NL:RBROT:2019:8201

werknemer/Stichting Humanitas

Werkgever komt (bij voortzetting arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd) aanzegverplichting niet tijdig na en is een aanzegvergoeding ad € 2.287,58 bruto verschuldigd.

Feiten

Werknemer is op 1 november 2018 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij Stichting Humanitas in dienst getreden in de functie van netwerker. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van zes maanden, derhalve tot 1 mei 2019. De arbeidsovereenkomst is nadien voortgezet, wederom voor bepaalde tijd, nu voor acht maanden. De arbeidsovereenkomst eindigt thans van rechtswege op 31 december 2019. Werknemer verzoekt Humanitas te veroordelen tot betaling van een vergoeding van € 2.287,58 bruto, vanwege het niet nakomen van de aanzegplicht van artikel 7:668 lid 1 sub a BW.

Oordeel

Tussen partijen is niet in geschil dat werknemer niet tijdig schriftelijk door Humanitas is geïnformeerd over de status van zijn op 1 mei 2019 aflopende arbeidsovereenkomst. Verder zijn partijen het erover eens dat Humanitas wel tijdig mondeling heeft aangegeven dat er een verlenging zou plaatsvinden, maar dat over de (arbeids)voorwaarden nog moest worden gesproken. De eis dat de aanzegging schriftelijk moet worden gedaan is van dwingend recht. Voor het betrachten van door Humanitas bepleite soepelheid biedt de wettelijke bepaling in ieder geval in een situatie als de onderhavige geen ruimte. Humanitas stelt zich op het standpunt dat over de voortzetting van de arbeidsovereenkomst, in ieder geval vanaf 6 maart 2019, geen onzekerheid kan hebben bestaan. Onzekerheid is echter geen vereiste voor het toekennen van een aanzegvergoeding. De wetgever heeft geen onderscheid gemaakt tussen de situatie waarin de werknemer wel of niet tijdig mondeling is geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Dat werknemer hierover niet in onzekerheid verkeerde staat dan ook niet in de weg aan toekenning van de aanzegvergoeding. Er bestaat onvoldoende grond om te oordelen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat werknemer een beroep toekomt op artikel 7:668 lid 3 BW. De conclusie is dat Humanitas op grond van artikel 7:668 lid 3 BW aan werknemer naar rato een vergoeding verschuldigd is nu de aanzegplicht niet tijdig is nagekomen. De hoogte van de aanzegvergoeding is niet betwist, zodat het gevorderde bedrag van € 2.287,58 bruto wordt toegewezen.