Naar boven ↑

Rechtspraak

Ruiterskwartier B.V./werkneemster
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 14 november 2019
ECLI:NL:GHARL:2019:9789

Ruiterskwartier B.V./werkneemster

Werkgever heeft niet aangestuurd op een verstoorde arbeidsverhouding, maar deze is gaandeweg de re-integratieperiode ontstaan en verscherpt toen partijen een tegengestelde opvatting bleken te hebben over de mogelijkheden tot terugkeer in de oude functie. Geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen.

Feiten

Werkneemster is in 2010 gaan werken bij Ruiterskwartier. Op 13 november 2016 is werkneemster arbeidsongeschikt geworden door een ongelukkige val thuis. Na revalidatie is zij vanaf november 2017 begonnen met re-integreren. Dat liep niet soepel. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 november, omdat de arbeidsverhouding onherstelbaar is verstoord. Ruiterskwartier is veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen. Ruiterkwartier is het niet eens met het oordeel dat zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.

Oordeel

Het hof vindt dat Ruiterskwartier niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Beide partijen hebben gedurende de re-integratieperiode af en toe minder gelukkig geopereerd. Werkneemster is tijdens haar re-integratie ingezet op aangepast werk. Dat nam niet weg dat haar werk op een zeker moment af moest zijn, maar niet af was. Daardoor moesten collega’s op de valreep werkzaamheden overnemen en dat heeft bijgedragen aan de verstoorde verhoudingen. De leidinggevende van werkneemster heeft bovendien aangegeven dat werkneemster steevast aangaf dat het goed liep en verbetering liet zien, maar als puntje bij paaltje kwam, was het werk niet af. Werkneemster gaf ondertussen dubbele signalen af: enerzijds wilde zij haar eigen werk weer doen en vond zij dat zij hersteld was, maar anderzijds waren de (afgebakende) re-integratiewerkzaamheden voor haar te veelomvattend. De bedrijfsarts heeft een proefperiode van drie maanden geadviseerd. Daarin kon werkneemster 32 uur werken, waarvan 8 uur in een tweedespoortraject en de overige uren in haar eigen functie. Ruiterskwartier is deze proefperiode niet vol vertrouwen ingegaan. Werkneemster had kort daarvoor al werkzaamheden kunnen overnemen van een collega, maar werkneemster heeft deze vrijwel direct teruggelegd. Op 14 juni 2018, nog voordat de drie maanden voorbij waren, heeft de leidinggevende aan werkneemster verteld dat terugkeer in haar oude functie geen optie is. Volgens het hof had Ruiterskwartier meteen één of meer duidelijke alternatieven kunnen bieden. Dat de onduidelijkheid heeft geleid tot stress bij werkneemster had Ruiterskwartier moeten voorzien. Op 23 juli 2018 is werkneemster vervolgens hersteld verklaard door de bedrijfsarts, maar die constateerde dat sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding. Partijen zijn niet uit mediation gekomen, omdat Ruiterskwartier daar collega’s bij wilde betrekken en werkneemster niet. Ook uit beëindiging met wederzijds goedvinden zijn partijen niet gekomen. Het hof deelt niet de opvatting dat Ruiterskwartier bewust heeft aangestuurd op een verstoorde arbeidsverhouding. Die verstoring is gaandeweg de re-integratieperiode ontstaan en verscherpt toen partijen een tegengestelde opvatting bleken te hebben over de mogelijkheden tot terugkeer in de oude functie. Het hoger beroep slaagt en de beschikking wordt vernietigd, voor zover daarin een billijke vergoeding aan werkneemster is toegekend.