Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Dok 10 B.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 29 oktober 2019
ECLI:NL:RBNHO:2019:9737

werknemer/Dok 10 B.V.

Terecht ontslag op staande voet. Vordering tot betaling van een schadevergoeding alsmede een gefixeerde schadevergoeding door werkgever toegewezen. Tegenverzoek inzake betaling van overuren door werknemer eveneens toegewezen. Werkgever heeft een wettelijke verplichting tot het registreren van arbeidstijden.

Feiten

Werknemer is op 1 november 2017 bij Dok 10 B.V. (hierna: Dok 10) in dienst getreden. Op 7 mei 2019 is werknemer door Dok 10 op staande voet ontslagen, omdat hij geld heeft gestolen dan wel verduisterd. Dok 10 verzoekt een gefixeerde schadevergoeding omdat werknemer hem een dringende reden voor onverwijlde opzegging heeft gegeven. Daarnaast verzoekt Dok 10 betaling van een schadevergoeding ter hoogte van het bedrag dat door werknemer is gestolen dan wel verduisterd. Werknemer heeft erkend dat hij geldbedragen heeft weggenomen en heeft zich neergelegd bij het ontslag op staande voet, maar maakt nog aanspraak op onbetaalde overuren.

Oordeel

Nu werknemer heeft erkend geldbedragen van Dok 10 te hebben weggenomen, staat vast dat Dok 10 een dringende reden voor het ontslag op staande voet heeft. Gelet daarop is werknemer terecht op staande voet ontslagen door Dok 10. Werknemer heeft die dringende reden ook door opzet of schuld gegeven, nu hij de geldbedragen bewust heeft weggenomen. Daaruit volgt dat werknemer op grond van artikel 7:677 lid 2 BW aan Dok 10 de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd is. Ook het door Dok 10 gevorderde bedrag aan schadevergoeding voor weggenomen geldbedragen kan worden toegewezen. Werknemer heeft bewust en opzettelijk geldbedragen van Dok 10 weggenomen. Werknemer is daarom aansprakelijk voor de schade die Dok 10 heeft geleden, op grond van artikel 7:661 BW. De kantonrechter is van oordeel dat Dok 10 voldoende gemotiveerd heeft onderbouwd en aangetoond dat werknemer het gevorderde geldbedrag heeft weggenomen. Werknemer zal dus ook worden veroordeeld tot betaling van de door Dok 10 gevorderde schadevergoeding. Vervolgens gaat de kantonrechter in op het tegenverzoek en wordt de vraag beoordeeld of werknemer recht heeft op betaling van overuren. Deze vordering is gebaseerd op de algemeen verbindend verklaarde Horeca-cao. De kantonrechter overweegt dat artikel 7 van de arbeidsovereenkomst, waarin staat dat een overwerkvergoeding is inbegrepen in het brutoloon, in strijd is met de Horeca-cao en daarom nietig is. In plaats van artikel 7 van de arbeidsovereenkomst gelden vanaf 26 juni 2018 daarom de bepalingen voor vergoeding van overuren van de Horeca-cao. Gelet hierop heeft werknemer dus recht op betaling van overuren. Werknemer zal gelet op de wettelijke bewijsregels het door hem gestelde aantal overuren moeten bewijzen, nu Dok 10 de stelling gemotiveerd heeft betwist. Dok 10 is echter op grond van de Arbeidstijdenwet verplicht tot een deugdelijke registratie van de arbeids- en rusttijden. Daarbij geldt een bewaarplicht van die registratie van ten minste 52 weken. De kantonrechter is van oordeel dat gelet op de verplichting van Dok 10 om de arbeidstijden te registreren, Dok 10 de betwisting van het aantal door werknemer gestelde overuren mede moet motiveren aan de hand van de uit zijn administratie blijkende registratie van overuren en dat Dok 10 die registratie moet overleggen. Hierbij verwijst de kantonrechter naar een oordeel van het Hof van Justitie van de Europese Unie hieromtrent. Vast staat dat Dok 10 geen enkele vorm van urenregistratie heeft. Hij kan die dus ook niet overleggen. Bij gebreke van nadere aanknopingspunten zal de kantonrechter het aantal gewerkte overuren in de periode van 26 juni 2018 tot 7 mei 2019 schatten en vaststellen op 697. Daarbij is de kantonrechter uitgegaan van 50% van het door werknemer gestelde aantal overuren in die periode. Werknemer heeft dus nog aanspraak op betaling van een bedrag van € 15.229,45 bruto. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.