Naar boven ↑

Rechtspraak

verzoekers/ONTZORGD WONEN GROEP B.V.
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 22 november 2019
ECLI:NL:RBLIM:2019:10589

verzoekers/ONTZORGD WONEN GROEP B.V.

Werknemers verzoeken voor recht te verklaren dat verweerder de opvolgend werkgever is. Daarnaast verzoeken zij toelating tot de werkvloer en betaling van het loon. De zaak is verwezen naar de dagvaardingsprocedure op grond van artikel 69 Rv omdat de verzoeken in wezen vorderingen zijn.

Feiten

Werknemers verzoeken een verklaring voor recht dat ONTZORGD WONEN GROEP B.V. (hierna: OWG) hun opvolgend werkgever is geworden en verzoeken toelating tot de werkvloer teneinde de gebruikelijke werkzaamheden te verrichten, alsmede betaling van het salaris met terugwerkende kracht. Partijen hebben de kantonrechter per fax van 11 november 2019 verzocht de zaak op grond van artikel 69 Rv te verwijzen naar de dagvaardingsprocedure omdat de primaire verzoeken in wezen vorderingen zijn.

Oordeel

De kantonrechter onderschrijft het standpunt van partijen dat de drie primaire verzoeken bij dagvaarding hadden moeten worden ingediend. De zaak zal daarom in de stand waarin deze zich bevindt worden verwezen naar de rolzitting. OWG heeft een als conclusie van antwoord aan te merken verweerschrift ingediend. OWG heeft echter nog niet kunnen reageren op de nagezonden producties van verzoekers. OWG zal daarom op voornoemde datum een conclusie van antwoord mogen nemen. Het griffierecht in de dagvaardingsprocedure is gelijk aan het griffierecht dat in deze procedure is geheven, zodat verzoekers in verband met deze verwijzing geen griffierecht hoeven bij te betalen.

Ten aanzien van het subsidiaire verzoek hebben partijen zich niet uitgelaten. Een mogelijkheid zou zijn dat de verdere behandeling van het verzoekschrift wordt aangehouden in afwachting van de uitkomst van de dagvaardingsprocedure. Slechts in geval in de dagvaardingsprocedure de primaire verzoeken (eigenlijk vorderingen) in de dagvaardingsprocedure worden afgewezen, zou aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek namelijk toegekomen kunnen worden. Reeds nu valt echter vast te stellen dat in geval van afwijzing van de primaire vorderingen het subsidiaire verzoek niet toewijsbaar is.

OWG is dan immers geen (opvolgend) werkgever van verzoekers zodat zij in dat geval niet veroordeeld kan worden tot betaling van een transitievergoeding aan verzoekers. Er is dus geen grond om de behandeling van het subsidiaire verzoek aan te houden. Het verzoek zal voorwaardelijk worden afgewezen, voor het geval de primaire vorderingen worden afgewezen. De kantonrechter verwijst de zaak naar de rolzitting van 19 december 2019.