Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 23 april 2019
ECLI:NL:GHAMS:2019:1455
Ondernemingsraad DHL Global Forwarding/DHL Global Forwaring (Netherlands) B.V.
Feiten
Per 1 januari 2009 zijn DHL Danzas Air & Ocean (DHL Danzas) en Exel Freight Management (EFM) gefuseerd, waarna de naam van de onderneming is gewijzigd in DHL Global Forwarding. Na een akkoord over de gezamenlijke arbeidsvoorwaarden na de fusie tussen cao-partijen, met instandhouding van de bestaande pensioenovereenkomsten van EFM en DHL en de uitvoering daarvan door Aegon respectievelijk PST, heeft de gezamenlijke OR van DHL en EFM op 7 september 2008 positief geadviseerd over het fusievoorstel. In de adviesaanvraag is vermeld dat de fusie geen personele of arbeidsvoorwaardelijke gevolgen heeft. Op 26 september 2008 is aan de gezamenlijke ondernemingsraden van DHL Danzas en EFM schriftelijk advies gevraagd over het voorgenomen besluit van DHL tot overgang van de (oud-)werknemers van EFM van de pensioenregeling van EFM naar die van DHL. De OR heeft vragen gesteld, maar DHL heeft niet tijdig op de vragen geantwoord. In verband met het beoogde tijdstip van de juridische fusie en overgang van medewerkers van EFM naar de pensioenregeling van DHL, is de OR eind 2008 op verzoek van DHL mondeling akkoord gegaan met de overgang, onder de gelijktijdige (mondelinge) afspraak dat de gevolgen die de overgang heeft voor personeel op een later moment zullen worden onderzocht en geïnventariseerd en de verschillen later met ‘plussen en minnen’ zullen worden geregeld. Per 1 januari 2009 zijn de werknemers van EFM overgegaan naar PST. In de periode 2009 tot en met 2011 is tussen partijen overleg gevoerd over de overgang van de pensioenregeling. De bedrijfscommissie heeft bemiddeld en in haar advies gesteld dat de kwestie instemmingsplichtig was. In een door de OR opgestarte procedure heeft de kantonrechter de OR niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft vervolgens echter voor recht verklaard dat de besluitvorming nog niet is afgerond en DHL deze alsnog ter instemming aan de OR dient voor te leggen. DHL heeft vervolgens de gevolgen van de overgang in kaart laten brengen. Op 16 januari 2015 heeft DHL het voorgenomen besluit aan de OR ter instemming voorgelegd. De OR heeft niet ingestemd, ook niet met het aangepaste voorstel. De OR heeft onder meer verzocht DHL te gelasten een voorgenomen besluit zoals bedoeld in de beschikking van het hof te nemen waarin tegemoet wordt gekomen aan de voorwaarden die de OR daaraan stelt. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen. De OR komt daartegen in hoger beroep.
Oordeel
De thans voorliggende vraag is of DHL op juiste wijze invulling heeft gegeven aan inhoud en strekking van de uitspraak van dit hof d.d. 11 februari 2014. Die uitspraak strekte tot uitleg van de overeenkomst tussen partijen van eind 2008. De uitspraak van het hof van 11 februari 2014 strekt ertoe dat het door DHL in het fusietraject eind 2008 niet afgeronde besluitvormingstraject over de wijziging van de pensioenovereenkomst met de werknemers van EFM alsnog wordt afgerond doordat DHL alsnog het vergelijkingsonderzoek zal afronden en op basis daarvan een voorgenomen besluit aan de OR zal voorleggen. Bij de uitleg van de overeenkomst dient betekenis toegekend te worden aan het door DHL veroorzaakte feit dat de wijziging van de pensioenovereenkomst van de werknemers van EFM zonder de wettelijk vereiste instemming – en in afwijking van het positieve advies onder voorwaarden op de adviesaanvrage van DHL – van de OR heeft plaatsgevonden. Op basis van deze verplichting diende DHL alsnog het WOR-traject af te ronden door alsnog een voorgenomen besluit ter instemming aan de OR voor te leggen. Een dergelijk voorgenomen besluit krijgt dan ofwel de instemming van de OR, dan wel bij gebreke van instemming dient DHL de kantonrechter te benaderen tot het verkrijgen van vervangende toestemming. Het voorleggen en vervolgens intrekken van het voorgenomen besluit zonder enig besluit te nemen is naar het oordeel van het hof geen correcte nakoming van inhoud en strekking van de afspraak uit 2008, noch van de uitspraak van het hof van 2014. Het verzoek van de OR dient daarom te worden toegewezen.