Naar boven ↑

Rechtspraak

Esbro B.V./werknemer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 20 november 2019
ECLI:NL:GHARL:2019:10010

Esbro B.V./werknemer

Werknemer die tang naar collega heeft gegooid, is terecht op staande voet ontslagen. Sprake van ernstig verwijtbaar handelen waardoor werknemer geen recht heeft op transitievergoeding.

Feiten

Werknemer was sinds 20 april 1998 werkzaam bij Esbro B.V. in de functie van medewerker technische dienst. Op 11 oktober 2018 heeft er een incident plaatsgevonden op de werkvloer, waarbij werknemer onder meer een (borgveer)tang naar een collega heeft gegooid. De collega is hierbij gewond geraakt aan zijn arm. De volgende dag is werknemer op staande voet ontslagen. Werknemer heeft verzocht om toekenning van een billijke vergoeding.

Oordeel

Het gedrag van werknemer is vastgelegd op camerabeelden. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat dit gedrag in beginsel een dringende reden oplevert voor ontslag op staande voet en een voldoende rechtvaardiging vormt voor een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Esbro B.V. moet kunnen instaan voor de veiligheid van haar werknemers en waar deze in gevaar komt, moet zij gepaste maatregelen nemen. Werknemer heeft onacceptabel gedrag vertoond en van Esbro B.V. kan daarom op zichzelf niet worden gevergd het dienstverband te laten voortduren. Met (de toelichting op) grond 1 heeft werknemer aangevoerd dat de kantonrechter geen acht heeft geslagen op de omstandigheden waaronder de gedragingen hebben plaatsgevonden. Deze zijn te beschouwen als een gevolg van de aanhoudende negatieve sfeer op de werkvloer, zodat de gedragingen werknemer niet kunnen worden toegerekend, aldus werknemer. Hij werd al enige tijd uitgelokt en gepest op de werkvloer, naar het hof begrijpt, door de Poolse werknemers van Esbro B.V. Esbro B.V. heeft verzuimd beleid te voeren omtrent agressie en pesten op de werkvloer. Hij verwijst daarbij naar de Arbeidsomstandighedenwet. Dat sprake was van een langer bestaande situatie van uitlokking en pesten, zoals werknemer heeft gesteld, is in het licht van de gemotiveerde betwisting door Esbro B.V. niet voldoende gebleken. Ook zijn – anders dan werknemer heeft gesteld – de gebeurtenissen kort voorafgaande aan het incident, zoals deze op camera zijn vastgelegd, naar het oordeel van het hof niet van dien aard dat sprake was van gedragingen, zoals pesten door de Poolse collega’s, die een reactie als werknemer heeft vertoond, kunnen rechtvaardigen. De omstandigheid dat de arbeidsovereenkomst ruim twintig jaar heeft geduurd vormt ook naar het oordeel van het hof, evenmin als de leeftijd van werknemer op het moment van het ontslag of zijn kansen op nieuw, vast werk, aanleiding over de gerechtvaardigdheid van de onmiddellijke beëindiging anders te oordelen. De gestelde medische beperkingen zijn onvoldoende geconcretiseerd en (groten)deels gedateerd, terwijl evenmin gebleken is dat deze zodanig van aard zijn dat de belangenafweging daarmee in zijn voordeel dient uit te vallen. De aard en de ernst van de gedragingen van werknemer zijn in dit geval van doorslaggevend belang en de andere omstandigheden zijn niet zodanig zwaarwegend dat daarom van een ontslag op staande voet moest worden afgezien. Er is dan ook geen sprake van een onrechtmatige opzegging. In principaal hoger beroep heeft werkgever aangevoerd dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van werknemer. In combinatie met het voornemen van werknemer om te gaan vechten met de collega, zoals hij heeft verklaard, welk voornemen uitsluitend niet werd uitgevoerd omdat de andere Poolse collega dit heeft belet, levert een en ander naar het oordeel van het hof ernstig verwijtbaar gedrag aan de zijde van werknemer op, dat in de weg staat aan toekenning van de transitievergoeding. Tot slot geldt als correctiefactor het bepaalde in artikel 7:673 lid 8 BW, in de rechtspraktijk bekend als het zogenoemde ‘luizengaatje’. De voormelde persoonlijke omstandigheden, hoezeer zij ook betekenen dat werknemer in een lastige positie verkeert, brengen niet mee dat aan voormeld criterium is voldaan. Werknemer heeft daarom geen recht op een transitievergoeding.