Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster h.o.d.n. [B] Tropical
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 17 september 2019
ECLI:NL:GHAMS:2019:3487

werknemer/werkgeefster h.o.d.n. [B] Tropical

Werknemer overtreedt het concurrentiebeding niet door in dienst te treden bij de slagerij van A, terwijl A, direct naast de slagerij, ook een groentewinkel heeft, waar het concurrentiebeding betrekking op heeft.

Feiten

Tropical exploiteert sinds 2000 een onderneming en legt zich met name toe op de verkoop van Surinaamse groente, fruit en specerijen. Tropical is gevestigd in locatie X. Medio september 2003 is werknemer bij Tropical in dienst getreden als verkoper en inkoper. De laatst aangegane schriftelijke arbeidsovereenkomst is gedateerd van 1 augustus 2015 en bevat een concurrentiebeding. Werknemer heeft per e-mail d.d. 19 oktober 2015 zijn arbeidsovereenkomst opgezegd per 30 november 2015. Nadien is werknemer in dienst getreden bij de eenmanszaak van [A] in de functie van verkoper in zijn groentewinkel, die ook is gelegen in locatie X. [A] exploiteert in zijn eenmanszaak, direct naast de groentewinkel, ook een Islamitische slagerij. In kort geding bij de kantonrechter Amsterdam heeft Tropical gevorderd dat het werknemer wordt verboden om binnen een straal van vijf kilometer vanaf locatie X werkzaam te zijn bij een derde in dezelfde branche (verkoop van groente, fruit en specerijen). De kantonrechter heeft de vordering toegewezen. Het vonnis is aan werknemer betekend. Bij brief van 2 juni 2016 heeft werknemer de arbeidsovereenkomst met [A] opgezegd. Op 13 juni 2016 is werknemer opnieuw bij [A] in dienst getreden, nu als verkoper in diens slagerij. De advocaat van Tropical heeft de advocaat van werknemer bij e-mail van 13 juni 2016 laten weten dat geconstateerd was dat werknemer zijn werkzaamheden op het adres had hervat en dat Tropical aanspraak maakt op de ten laste van werknemer uitgesproken dwangsom. Onder [A] is executoriaal loonbeslag gelegd. Op 13 december 2016 heeft werknemer Tropical in kort geding gedagvaard. Hij heeft schorsing van de executie van het vonnis van 1 juni 2016 gevorderd en de opheffing van het gelegde loonbeslag. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen en heeft daartoe overwogen dat de groentewinkel en de slagerij van [A] als één geheel moeten worden beschouwd omdat zij beide gedreven worden door [A] in de vorm van een eenmanszaak en omdat de winkelruimten in elkaar overlopen. Eveneens op 13 december 2016 heeft werknemer Tropical gedagvaard in deze bodemprocedure. Werknemer heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de voorzieningenrechter. Het gerechtshof heeft dit beroep gegrond verklaard en de executie geschorst totdat in een bodemprocedure anders zal zijn beslist. Bij dagvaarding van 13 december 2016 heeft werknemer onder meer een verklaring voor recht gevorderd dat hij niet de dwangsommen verschuldigd is die hem zijn opgelegd op grond van het vonnis van de kantonrechter d.d. 1 juni 2016 en veroordeling van Tropical tot het betalen van een dwangsom. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis van 20 september 2017 geoordeeld dat een redelijke uitleg van het verbod, zoals opgenomen in het vonnis van 1 juni 2016, meebrengt dat ook het werken in de slagerij onder het verbod valt, omdat daarmee nog steeds sprake is van een arbeidsrelatie met een rechtstreekse concurrent. Werknemer komt op tegen het oordeel van de kantonrechter.

Oordeel

Het hof is van oordeel dat de uitleg door werknemer van het verbod in het vonnis van 1 juni 2016 de juiste is. In het bewuste vonnis is het werknemer verboden om binnen een straal van vijf kilometer werkzaam te zijn bij een derde die in dezelfde branche zijn bedrijf uitoefent, te weten in de verkoop van groente, fruit en specerijen. Het feit dat [A] naast een winkel in groente, fruit en specerijen nog een slagerij exploiteert, maakt dan ook niet dat werknemer, door in deze slagerij te gaan werken, het verbod heeft overtreden of dat het verbod zich ook tot werkzaamheden in de slagerij is gaan uitstrekken. De omstandigheid dat de slagerij en de groente- en fruitwinkel van [A] zich in locatie X naast elkaar bevinden, brengt voorts niet mee dat deze beide winkels niet meer van elkaar onderscheiden kunnen worden. Niet is gebleken dat werknemer na betekening van het vonnis van 1 juni 2016 nog in de groente- fruit- en specerijenwinkel heeft gewerkt. Het vonnis wordt vernietigd en het hof verklaart voor recht dat werknemer niet de dwangsommen verschuldigd is die hem zijn opgelegd op grond van het vonnis.