Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/HSPRO Consultancy B.V.
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 13 december 2019
ECLI:NL:RBLIM:2019:11251

werknemer/HSPRO Consultancy B.V.

Kort geding. Relatiebeding drukt onbillijk zwaar op oudere werknemer. Gelet op zijn leeftijd en zijn specialisatie is het voor hem van groot belang dat hij werk kan zoeken in de branche waarin hij over de meest recente werkervaring beschikt. Relatiebeding wordt geschorst.

Feiten

Werknemer is op 20 juli 2015 in dienst getreden bij HSPRO Consultancy B.V. (hierna: HSPRO). Per 1 maart 2017 is de arbeidsovereenkomst omgezet in een overeenkomst voor onbepaalde tijd en is de functie van werknemer gewijzigd in vestigingsmanager. In de arbeidsovereenkomst is een non-relatiebeding opgenomen, waaraan een boetebeding is verbonden. Het UWV heeft aan HSPRO toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen wegens bedrijfseconomische redenen. Het dienstverband van werknemer is vervolgens door HSPRO per 1 oktober 2019 beëindigd. Werknemer vordert schorsing van de werking van het non-relatiebeding.

Oordeel

De kantonrechter is van oordeel dat er met een aanmerkelijk mate van zekerheid van kan worden uitgegaan dat de bodemrechter het beding zal vernietigen en overweegt daartoe als volgt. Het belang van werknemer dient afgezet te worden tegen het belang van HSPRO. Werknemer is bijna 60 jaar. Het is een feit van algemene bekendheid dat het op deze leeftijd niet gemakkelijk is om een andere functie te vinden. Weliswaar is werknemer opgeleid als technisch bedrijfskundige en heeft hij zich behalve met managementactiviteiten, ook met uitvoerende taken beziggehouden, zijn kennis en werkervaring ( en daarmee zijn kansen op werk met een vergelijkbaar inkomen) liggen momenteel echter voornamelijk op het vlak van kwaliteitsmanagement en de automotive branche. Gelet op zijn leeftijd en zijn specialisatie is het voor hem van groot belang dat hij werk kan zoeken in de branche waarin hij over de meest recente werkervaring beschikt. Daarbij komt dat het dienstverband tussen werknemer en HSPRO (slechts) drie jaar heeft geduurd en dat zijn ontslag plaatsvond vanwege bedrijfseconomische redenen (niet verwijtbaar). Tijdens de mondelinge behandeling heeft werknemer aangegeven mogelijk werkzaamheden te willen gaan verrichten voor Nedcar, een klant van HSPRO, maar ook het bedrijf waar werknemer in 2015, voordat hij door HSPRO werd overgenomen, reeds werkzaam was. Een relatiebeding voor de duur van één jaar staat daarmee niet in verhouding. Alles overwegend komt de kantonrechter voorshands tot het oordeel dat werknemer thans voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het relatiebeding zoals dat is overeengekomen in de arbeidsovereenkomst van 24 februari 2017 onbillijk zwaar op hem drukt. Naar het voorlopig oordeel is HSPRO er niet in geslaagd aannemelijk te maken waarom werknemer gebonden zou moeten zijn en blijven aan het relatiebeding voor de periode van één jaar gelet op het gegeven dat werknemer thans verstoken is van arbeid en dus inkomsten. Het voorgaande maakt dat de kantonrechter het niet uitgesloten acht dat in een eventuele bodemprocedure het relatiebeding niet onverkort gehandhaafd blijft. De kantonrechter ziet derhalve aanleiding om een voorziening te treffen als (primair) gevorderd en het relatiebeding te schorsen.