Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stichting Pantar Amsterdam
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 27 september 2019
ECLI:NL:RBAMS:2019:7250

werknemer/Stichting Pantar Amsterdam

Kort geding (gedateerd vóór Xella-beschikking). Het belang van werknemer bij het verkrijgen van de transitievergoeding door een opzegging daags voor zijn pensioen is onvoldoende zwaar. Werkgever niet verplicht tot opzegging slapend dienstverband.

Feiten

Werknemer, thans 66 jaar oud, is op 1 april 1997 bij Stichting Pantar Amsterdam (hierna: Pantar) in dienst getreden in de functie van arbeidsdeskundige. Op 7 april 2016 is werknemer arbeidsongeschikt geraakt als gevolg van een verkeersongeval. Partijen hebben in 2017 onderhandeld over een einde van de arbeidsovereenkomst, maar zijn niet tot een vergelijk gekomen. Pantar heeft tijdens de ziekte van werknemer zijn salaris aangevuld tot 170% gemiddeld over twee jaar. Na ommekomst van deze periode heeft Pantar het dienstverband voortgezet.  Werknemer heeft per 5 april 2018 een IVA-uitkering toegekend gekregen. Eind april 2018 heeft werknemer Pantar gevraagd het dienstverband op te zeggen. Daarin heeft Pantar niet bewilligd. In april 2019 heeft de gemachtigde van werknemer Pantar verzocht het slapende dienstverband te beëindigen en de niet-genoten vakantiedagen en de transitievergoeding aan werknemer uit te keren. Pantar heeft dat geweigerd en bij brief van 28 augustus 2019 bevestigd dat het dienstverband van werknemer op 1 oktober 2019, wegens het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van rechtswege eindigt. Werknemer vordert onder meer dat Pantar wordt veroordeeld de arbeidsovereenkomst op te zeggen onder toekenning van de transitievergoeding. Meer subsidiair vordert werknemer een uitkering bij wege van voorschot op een schadevergoeding ex artikel 7:611 BW.

Oordeel

Opzegging

Pantar heeft gesteld dat zij de arbeidsovereenkomst van werknemer niet wil opzeggen vanwege het feit dat niet duidelijk is of, en zo ja tot welk bedrag zij de transitievergoeding vergoed krijgt. Pantar wenst daarnaast haar beschikbare financiële middelen in te zetten overeenkomstig haar maatschappelijk doel, te weten het helpen van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Er is bovendien geen relatie tussen het werken bij Pantar en het ongeval. Betaling van het bedrag nu, betekent tot een onbekend moment in de toekomst dat zij die gelden niet kan inzetten voor haar eigenlijke werkzaamheden. Daarmee is het belang van Pantar bij het niet opzeggen van het dienstverband en het niet hoeven uitkeren van de transitievergoeding, niet verwaarloosbaar. Daartegenover weegt het belang van werknemer bij het verkrijgen van de transitievergoeding door een opzegging daags voor zijn pensioen, onvoldoende zwaar, temeer nu werknemer eveneens een schadevergoeding uit hoofde van artikel 7:611 BW aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd, zodat de gevraagde opzegging weinig toevoegt.

Schadevergoeding

Niet kan worden ingezien waarom het tot de AOW voortzetten van een slapend dienstverband van een arbeidsongeschikte werknemer – zonder relevante inkomensschade – op grond van artikel 7:611 BW tot een schadevergoeding ter hoogte van de gemiste transitievergoeding zou moeten leiden, terwijl de werknemer die tot zijn pensioen doorwerkt, geen recht heeft op een transitievergoeding. De meer subsidiaire grondslag kan niet leiden tot toewijzing van de vordering van werknemer.