Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 29 oktober 2019
ECLI:NL:GHARL:2019:9272
werkneemster/Stichting Aeres Groep
Feiten
Werkneemster is sinds 1 april 2001 in dienst van Stichting Aeres Groep (hierna: Aeres), laatstelijk als docent. Vanaf begin 2017 zijn partijen in discussie over het functioneren van werkneemster. Op 30 januari 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen werkneemster en haar nieuwe leidinggevende (hierna: B). B heeft toen onder meer aangegeven dat werkneemster onvoldoende verantwoordelijkheid neemt vanuit haar rol als docent. Op 3 april 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen werkneemster, B en de directeur van Aeres, waarin werkneemster is geconfronteerd met lage docentevaluaties en lage beoordelingen vanaf 2015. Aeres heeft vervolgens een verbeterplan voor werkneemster opgesteld. Een coachingstraject is geadviseerd, maar niet opgestart. Met ingang van 1 november 2017 heeft werkneemster zich ziek gemeld. De bedrijfsarts concludeerde dat sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding en adviseerde partijen met elkaar in gesprek te gaan. Partijen zijn vervolgens twee keer een mediationtraject gestart, maar dit heeft niet tot een oplossing geleid. In eerste aanleg is de arbeidsovereenkomst met werkneemster op verzoek van Aeres ontbonden op de g-grond. Aeres is daarbij veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding van € 150.000 bruto. Werkneemster verzoekt in hoger beroep veroordeling van Aeres tot betaling van een hogere billijke vergoeding. Daartoe voert zij aan dat Aeres doelbewust heeft aangestuurd op een verstoorde arbeidsverhouding en dat de kantonrechter bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding bepaalde omstandigheden onvoldoende heeft meegewogen. Aeres verzoekt in incidenteel hoger beroep onder meer vernietiging van de bestreden beschikking voor zover is geoordeeld dat Aeres ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en Aeres is veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding.
Oordeel
Werkneemster heeft op verzoek van het hof tijdens de mondelinge behandeling haar vele verwijten aan het adres van Aeres in het ruim 1.800 pagina’s tellende procesdossier geconcretiseerd tot een lijst van tien verwijten waarvan zij meent dat deze ernstig verwijtbaar handelen van Aeres opleveren. Het hof bespreekt deze lijst themagewijs. Ten aanzien van het gesprek met B op 30 januari 2017 overweegt het hof dat B zich terecht geschoffeerd heeft kunnen voelen door de opmerkingen van werkneemster dat B geen verstand heeft van onderwijs. Het is, anders dan de kantonrechter oordeelde, niet B die aldus de verhoudingen op scherp heeft gesteld. Overigens acht het hof het bepaald niet respectvol, nodeloos confronterend en verre van constructief ten opzichte van een leidinggevende om diens herhaalde wensen te betitelen als futiliteiten of onbenulligheden, zoals werkneemster in de nodige van en namens haar afkomstige (proces)stukken heeft gedaan. Ten aanzien van de beoordeling van werkneemster in 2017 heeft Aeres een aantal informanten aangedragen. Hoewel Aeres kon verwachten dat B als informant kritiek zou uiten op het functioneren van werkneemster en niet uitgesloten is dat een andere informant al eerder signalen had ontvangen over de door leerlingen ervaren kwaliteit van het onderwijs van werkneemster en Aeres dat misschien wist, terwijl ook een andere informant al negatieve ervaringen met werkneemster had, acht het hof de keuze voor deze personen als informant niet verwijtbaar, laat staan ernstig verwijtbaar. Werkneemster heeft haar kans om ook andere geluiden te laten horen niet op het daarvoor geëigende moment benut. Verder is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat werkneemster een coachingstraject (meermaals) heeft afgeslagen. Dat Aeres daarna niet nogmaals coaching aan de orde heeft gesteld acht het hof niet ernstig verwijtbaar. Daarnaast had Aeres goede redenen om werkneemster een gebouwverbod op te leggen. Nadat mediation het conflict niet had opgelost, waren de verhoudingen immers zodanig dat werkneemster niet meer aanspreekbaar was zonder haar gemachtigde, die – gelet op zijn taalgebruik – geen verzoenende rol speelde. De stelling van werkneemster dat Aeres zich opzettelijk van onjuistheden/valsheden bedient, is verder niet komen vast te staan. Het hof komt al met al tot het oordeel dat van ernstig verwijtbaar handelen van Aeres geen sprake is. Van een doelbewuste aansturing van Aeres op een verstoorde arbeidsverhouding is het hof niet gebleken. De grieven in incidenteel hoger beroep van Aeres tegen het oordeel van de kantonrechter dat Aeres ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, slagen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de kantonrechter Aeres ten onrechte heeft veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding van € 150.000 bruto en dat dit bedrag met wettelijke rente moet worden terugbetaald. Indien werkneemster uiterlijk op 31 december 2019 betaalt, kan zij volstaan met het netto-equivalent van € 63.000. Indien zij na voornoemde datum betaalt, dient zij het gehele bedrag van € 150.000 te voldoen.